21269 |
rijkdom |
rijkdom:
rikdom (L214a Geysteren)
|
rijkdom [RND]
III-3-1
|
26479 |
rijntakken |
rijntakken:
rijntakken (L214a Geysteren)
|
De twee of vier uitstekende armen van de rijn die in de bovenste steen zijn ingewerkt. Zie ook afb. 80. Het woorddeel ørijnŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛrijnɛ.' [N O, 15b; N D, 19; Vds 131; Jan 123; Coe 101; Grof 121; A 42A, 20]
II-3
|
20816 |
rijp |
rijp:
rĭĕp (L214a Geysteren)
|
rijp [RND]
III-2-3
|
25186 |
rijp, rijmx |
rouwvorst:
rauwvōrst (L214a Geysteren)
|
rijm, rijp, bevroren dauw of mist
III-4-4
|
33509 |
rijshout, bonenstaak |
bonenstaak:
boeënestaak (L214a Geysteren),
erwtenrijs:
ērteries (L214a Geysteren),
rijs:
rīēs (L214a Geysteren)
|
Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien || rijshout
I-7
|
20603 |
rijstebrij |
rijstepap:
Met de kermis kreeg men altijd als nagerecht: riestepap mit soeker en kanieël dr òver: met de kermis kreeg men altijd als nagerecht rijstpap met suiker en kaneel erover
ristəpap (L214a Geysteren)
|
rijstpap
III-2-3
|
20737 |
rijstevlaai |
rijstevlaai:
ristəflāi̯ (L214a Geysteren, ...
L214a Geysteren)
|
rijstevlaai || rijstvla
III-2-3
|
33084 |
rijzen, uit de aren vallen |
rijzen:
rizǝ (L214a Geysteren)
|
Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.]
I-4
|
17599 |
rimpels |
rimpels:
rimpels, rimpel (L214a Geysteren)
|
Hoe noemt men de plooien in de huid van een mens ? Bedoelt worden vooral de plooien in het voorhoofd. Wat is hiervan het enkelvoud ? [DC 18 (1950)]
III-1-1
|
17587 |
ringbaard |
ringbaard:
rìngbá:rt (L214a Geysteren)
|
ringbaard (visschersbaard) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|