e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geysteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slaan slaan: bont ɛm blōu gəslāgə (Geysteren), slaon (Geysteren), sloj ouw an de ôôren (Geysteren) bont en blauw geslagen [RND] || ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)] III-1-2
slaan met de zicht uithalen: ythālǝ (Geysteren) De slaande beweging maken met de zicht. Zeer vaak werd voor deze vraag dezelfde opgave gegeven als voor de algemene vraag "maaien met de zicht". Hier zijn alleen de opgaven opgenomen die niet identiek zijn met de vragen "inkappen" of algemeen "maaien met de zicht". Zie ook de toelichting bij het vorige lemma ''maaien met de zicht'' (4.2.1). [N 15, 16f; monogr.] I-4
slachten slachten: slāxtǝ (Geysteren) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1
slagboom barrier: briǝr (Geysteren) Een toegangshek in de vorm van een enkele boom die om een paal draait, aangebracht in een omheining of op een dam in een sloot bijvoorbeeld. [A 25, 5b; L 19B, 6; monogr.] I-8
slak slak: slek (Geysteren) slak [DC 17 (1949)] III-4-2
slakkenhuis slakkenhuis: slekkenhuus (Geysteren) slakkenhuis [DC 17 (1949)] III-4-2
slappe koffie schotelwater: sxotəlwātər (Geysteren) slappe koffie III-2-3
slecht weer, hondenweer slecht (weer): slei̯cht waer (Geysteren) slecht weer [hondewaer] [N 07 (1961)] III-4-4
sleedoorn slee: slieë (Geysteren) sleedoorn III-4-3
sleedoorndoorn worstenpin: grbuikt om einden van worst vast te steken  wōrstepin (Geysteren) sleedoorn-doorn III-4-3