20355 |
zwager |
zwager:
zwaoger (L214a Geysteren),
neen
zwaoger (L214a Geysteren)
|
zwager || zwager (schoonbroeder Bestaan er verschillende woorden voor den broeder van den man of de vrouw, en den man van de zuster? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
32038 |
zwaluwstaartverbinding |
zwaluwenstaart:
zwɛlywǝstart (L214a Geysteren),
zwalvenstaart:
zwɛlvǝstart (L214a Geysteren)
|
In het algemeen een verbinding waarbij een soort pen, uitgesneden in de vorm van een zwaluwstaart aan het einde van het ene stuk hout, wordt gevoegd in een inkeping van dezelfde vorm aan het einde van het andere stuk. Zie ook afb. 133. [N 54, 55a; A 18, 39e; monogr.]
II-12
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
zwarte kraai:
zwarte krej (L214a Geysteren)
|
Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
26903 |
zwarte turf of zwartveen |
kluiten:
klytǝ (L214a Geysteren)
|
Onder het grauwveen zit het zwartveen waaruit verschillende soorten zwarte turf gehaald worden. Deze laag kan drie meter of meer dik zijn. De planteresten zijn hierin meer vergaan dan in de grauwveenlaag. [II, 36; monogr.]
II-4
|
24930 |
zwavelx |
zwavel:
zwével (L214a Geysteren)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
33995 |
zweep |
smik:
smek (L214a Geysteren)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|
22826 |
zwemmen |
zwemmen:
zwimə (L214a Geysteren)
|
zwemmen [RND]
III-3-2
|
32841 |
zwenghout, spoorstok |
eghaam:
ęxhām (L214a Geysteren)
|
Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.]
I-2
|
28506 |
zwerm |
bijenzwerm:
bējǝnzwɛrm (L214a Geysteren)
|
Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
24292 |
zwerm vogels |
klocht:
klòcht (L214a Geysteren)
|
troep vogels
III-4-1
|