17775 |
enkel |
enkel:
ìnkəl (L214a Geysteren)
|
enkel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32625 |
enkele kunstmestsoorten |
slakkenmeel:
slɛ ̝kǝmę̄l (L214a Geysteren)
|
In dit lemma is een aantal (verzamel)termen voor moderne kunstmestsoorten bijeengezet. De opsomming is verre van volledig, omdat naar het gebruik en de uitspraak van evt. regionale en algemene benamingen voor de verschillende kunstmeststoffen niet overal, noch genoegzaam werd geïnformeerd. [N 11A, 62b; N 11, 27 add.; N P, 8 + 9 add.; div.; monogr.]
I-1
|
33605 |
enten |
enten:
ɛ̄ntə (L214a Geysteren)
|
[RND 10]
I-7
|
33610 |
erf |
erf:
ɛrəf (L214a Geysteren),
huisplaats:
hyspláts (L214a Geysteren),
plaats:
pláts (L214a Geysteren)
|
I-7
|
24971 |
ergens, hier of daar |
ergend:
örgend (L214a Geysteren),
ergens:
örges (L214a Geysteren)
|
ergens, hier of daar
III-4-4
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ērt (L214a Geysteren),
ērt (L214a Geysteren)
|
erwt || Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5, I-7
|
30353 |
espagnolette |
pomp:
pōmp (L214a Geysteren)
|
Toestel waarmee een draairaam gesloten kan worden. Het bestaat uit een vierkante of ronde staaf die in het midden als heugel is bewerkt en waarop het aan de kruk zittende rondsel werkt. Door het overhalen van de kruk bewegen de delen van de staaf zich naar elkaar toe. In gesloten toestand bevinden de uiteinden van de staaf van de espagnolette zich in aan de boven- en onderdorpel van het kozijn bevestigde ogen. [N 54, 95; monogr.]
II-9
|
20855 |
eten (ww.) |
eten:
éttə (L214a Geysteren)
|
eten [RND]
III-2-3
|
20719 |
etensresten |
orten:
ōͅtə (L214a Geysteren),
oͅrt (L214a Geysteren)
|
etensrest || etensresten
III-2-3
|
32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
effelaar:
ęfǝlǝr (L214a Geysteren)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|