32978 |
evene |
evie:
ē̜vǝ (L214a Geysteren)
|
Avena strigosa Schreber. Schrale haver, lichte soort haver, waarvan de korrels niet zo groot worden als die van de Avena sativa L. (zie het lemma ''haver'', 1.2.5) en waarvan de teelt al in de vijftiger jaren in Limburg verdwenen was. In het eerste lid van de samenstelling ossehaver ligt het bijbegrip van iets van een mindere kwaliteit besloten; het staat dan ook tegenover paardehaver: de gewone haver. Zie voor de fonetische documentatie van het woord [haver] het lemma ''haver'' (1.2.5). Zie afbeelding 1, c. [JG 1a, 1b; L 35, 102; monogr.; add. uit A 2, 31]
I-4
|
20172 |
familie |
eigen:
eige (L214a Geysteren)
|
familie
III-2-2
|
34242 |
filter in de melkzeef |
zijdoekje:
zēi̯dykskǝ (L214a Geysteren)
|
In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.]
I-11
|
20838 |
flauw |
laf:
laf (L214a Geysteren, ...
L214a Geysteren)
|
flauw van smaak, niet zout || flauw, smakeloos [RND]
III-2-3
|
21345 |
fluisteren |
smiespelen:
Van Dale: smiespelen, fluisteren, smoezelen.
smiespele (L214a Geysteren)
|
fluisteren [DC 16 (1948)]
III-3-1
|
20143 |
fopspeen |
lots:
loets (L214a Geysteren)
|
fopspeen
III-2-2
|
20494 |
fruit eten |
groezen:
grūzə (L214a Geysteren)
|
veel fruit eten
III-2-3
|
33529 |
fruit, ooft |
groenigheid:
grünnigheid (L214a Geysteren)
|
groente of fruit
I-7
|
20530 |
gaar |
gaar:
gār (L214a Geysteren)
|
gaar, gekookt
III-2-3
|
34548 |
gans |
gans:
gans (L214a Geysteren)
|
[A 2, 42; A 6, 5a; A 6, 5b; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 58; JG 1a, 1b, 1c, 1d; Vld.; monogr.]
I-12
|