e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geysteren

Overzicht

Gevonden: 1782
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kelder kelder: kēͅldər (Geysteren) kelder [RND] III-2-1
kerel kerel: kɛl (Geysteren) kerel [RND] III-3-1
kerkhof kerkhof: kerkhof (Geysteren) Kerkhof [kirkuf, doeje kirkuf]. [N 06 (1960)] III-3-3
kermis kermis: kɛrməs (Geysteren) kermis [RND] III-3-2
kern hoornpit: hørpet (Geysteren) Uitsteeksel dat komt bloot te liggen, wanneer de koe een hoorn afstoot. [A 4, 15; L 20, 15] I-11
kers, zoete soorten kers: kers (Geysteren), mussenkers: mussekerse (Geysteren) kers || kersen soort, wilde — I-7
kersenboom kersenboom: kerseboeëm (Geysteren) kersenboom I-7
kersenvlaai kersenvlaai: kɛrsəflāi̯ (Geysteren) kersenvlaai III-2-3
kettingeg, weide-eg ketting[eg]: kęteŋ[eg] (Geysteren) De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ¬¥akkersleep, weidesleep¬¥ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.] I-2
kever, tor kever: kèver (Geysteren) kever III-4-2