e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geysteren

Overzicht

Gevonden: 1782
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koppig koppig: köppig (Geysteren) koppig III-1-4
korenbloem korenbloem: kǭrǝblum (Geysteren), -  kaorrebloem (Geysteren) Centaurea Cyanus L. Een niet meer zo algemeen voorkomende plant met blauwe bloemen, een spinselachtig behaarde stengel en dunne lancetvormige bladeren, die groeit in korenvelden, op zandgronden en in bermen. De plant bloeit van juni tot augustus en varieert in hoogte van 30 tot 60 cm. [A 13, 14; L 34, 31; monogr.; add. uit JG 1b] || korenbloem [DC 13 (1945)] I-5, III-4-3
korf korf: kø̜̄rǝf (Geysteren) In het algemeen een uit wissen gevlochten en van een hengsel voorziene mand. Zie ook afb. 284. [N 20, 53; N 40, 37; monogr.] II-12
korst broodkorst: bruətkōrst (Geysteren) broodkorst III-2-3
koster koster: k^ö:stər (Geysteren) koster [RND] III-3-3
kotelet, ribstuk karbonade: kɛrmənāi̯ (Geysteren) karbonade III-2-3
koude drukte maken veel kaskenades maken: cf. VD s.v. "gasconnade"= (fr. )snoeverij, grootspraak  veul kaskenades make (Geysteren) veel drukte maken III-1-4
kous: algemeen kous: Die kous is helemaal recht, d’r is nie in geminderd (Geysteren), het been van die kous is te kort (Geysteren) Die kous is helemaal recht, er zitten geen minderingen in het been. [DC 14A (1946)] || Het been van die kous is te kort. [DC 14A (1946)] III-1-3
kousenband bindel: bendel (Geysteren) kousenband [N 07 (1961)] III-1-3
kouter kouter: kǭltǝr (Geysteren) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1