31224 |
lood |
lood:
lūǝt (L214a Geysteren)
|
De algemene benaming voor het zachte, blauwachtig witte metaal dat door de loodgieter wordt gebruikt. In plaatvorm vormt het de basis voor onder meer loketten, vorstlood en voetlood en als buis werd het vroeger veel toegepast bij de aanleg van waterleidingen. Zie ook de lemmata "loketten", "loketlood" en "voetlood" in Wld ii.9, pag. 178. [N 64, 102a-e; monogr.]
II-11
|
33250 |
loof van de bieten afplukken |
afbladen:
afblāi̯ǝ (L214a Geysteren)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|
19500 |
loper |
loper:
loper (L214a Geysteren),
lyəpər (L214a Geysteren)
|
De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.] || loper, werktuig tot het openen van sloten
II-3, III-2-1
|
33365 |
losse voerbak voor runderen |
koeienbak:
kuu̯ǝnbak (L214a Geysteren)
|
Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.]
I-6
|
25217 |
luchtx |
lucht:
locht (L214a Geysteren)
|
lucht [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
strijker:
strikər (L214a Geysteren),
zwegel:
zwēͅgəl (L214a Geysteren)
|
lucifer
III-2-1
|
18918 |
lui |
vuil:
vōēl (L214a Geysteren)
|
vadsig, lui
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
mensen:
minse (L214a Geysteren),
minsə (L214a Geysteren),
minsən (L214a Geysteren)
|
lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)] || mensen [RND] || volk [RND]
III-3-1
|
20478 |
luier |
windel:
wīēndel (L214a Geysteren, ...
L214a Geysteren)
|
luier || windel, luier
III-2-2
|
20281 |
luiermand |
kindskorf:
kiendskörf (L214a Geysteren),
kintskø̜rǝf (L214a Geysteren)
|
luiermand || Uit witte wissen of buffwissen vervaardigde wasmand voor kinderkleertjes, en dan met name voor luiers. [N 40, 107; N 40, 108; monogr.]
II-12, III-2-2
|