e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gingelom

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muts: algemeen muts: muitṣ (Gingelom) pet, muts, klak [RND] III-1-3
mutsaard, houtmijt houtmijt: hōtmēͅt (Gingelom) houtmijt, stapel takkenbossen [N 27 (1965)] I-7
muurbloem muurflier: -  moerflier (Gingelom), steenflier: -  steenflier (Gingelom) muurbloem III-4-3
muurplaat plaai: plõǝj (Gingelom) Zie kaart. De plank of balk waarmee de buitenmuur aan de bovenzijde wordt afgedekt en waarop het dakgebint rust. Muurplaten worden met behulp van ankers aan de muur bevestigd. Zie ook afb. 49b. Zie voor het woorddeel -worm in het woordtype onderworm ook het lemma 'Gording'. [N 4A, 14g; N 54, 156; monogr.; div.] II-9
muurstijlen opgaanders: (enk)  op˲goandǝr (Gingelom) De verticale balken van het vakwerk. Zie ook afb. 46 en 47. [N 4A, 52a; monogr.] II-9
muziek muziek: Gg. - VD. muziek < Fr.  məzik (Gingelom) Muziek. III-3-2
muzikant muzikant: Gg. praktisch beoefenaar van de muziek.  mYzikant (Gingelom) Muzikant. III-3-2
naaf dom: dǫm (Gingelom) De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.] I-13
naafbus bus: bø̜s (Gingelom) De metalen bus in de naaf van het karwiel die om het uiteinde van de karas draait. Het plaatsen van de naafbus in de dom werd in Q 113 bussen (b0sd) genoemd. Dit werk werd doorgaans door de wagen- of radmaker gedaan. Zie ook afb. 214-215. [N G, 43b; N 17, 59; JG 1a; JG 1b; L 39, 22; monogr.] II-11
naar de ram brengen naar de weer gaan: naar de weer gaan (Gingelom) Het vrouwelijk schaap laten bevruchten door de bok. [N 77, 33; N 77, 32; JG 1a, 1b; monogr.] I-12