18845 |
beteuterd |
met zijn mond vol tanden:
e stond er met z⁄ne mond vol taan (P175p Gingelom),
ook materiaal znd 32, 67
met z’nne mond vol taan (P175p Gingelom)
|
beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
21516 |
betrappen |
pakken:
pakken (P175p Gingelom)
|
betrappen [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
18157 |
betten van een wonde |
uitwassen:
oatwasschen (P175p Gingelom)
|
een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
24561 |
beuk |
beuk:
gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk
beuk (P175p Gingelom)
|
beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)]
III-4-3
|
20786 |
beurs, overrijp |
te rijp:
te rijp (P175p Gingelom)
|
beurs [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
33843 |
bevend schudden met de huid |
beven:
bɛǝvǝ (P175p Gingelom)
|
Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68]
I-9
|
34498 |
bevruchten |
vogelen:
foxǝlǝ (P175p Gingelom)
|
Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
17950 |
beweeglijk rondlopen |
ronddraven:
roͅnddraffə (P175p Gingelom)
|
lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25107 |
bewolkte lucht |
grijze lucht:
grijze locht (P175p Gingelom, ...
P175p Gingelom),
overtrokken lucht:
het is overtrokken (P175p Gingelom),
zwarte hemel:
het is ene zwarte hemel (P175p Gingelom)
|
bewolkt [ZND 32 (1939)] || Bewolkt. Hoe zegt men in uw dialect: de lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [ZND 49 (1958)]
III-4-4
|