e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gingelom

Overzicht

Gevonden: 1973
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beteuterd met zijn mond vol tanden: e stond er met z⁄ne mond vol taan (Gingelom), ook materiaal znd 32, 67  met z’nne mond vol taan (Gingelom) beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)] III-1-4
betrappen pakken: pakken (Gingelom) betrappen [ZND 32 (1939)] III-3-1
betten van een wonde uitwassen: oatwasschen (Gingelom) een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] III-1-2
beuk beuk: gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk  beuk (Gingelom) beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)] III-4-3
beurs, overrijp te rijp: te rijp (Gingelom) beurs [ZND 01 (1922)] III-2-3
bevend schudden met de huid beven: bɛǝvǝ (Gingelom) Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68] I-9
bevruchte ooi ooi: ō (Gingelom) [N 77, 35] I-12
bevruchten vogelen: foxǝlǝ (Gingelom) Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12
beweeglijk rondlopen ronddraven: roͅnddraffə (Gingelom) lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)] III-1-2
bewolkte lucht grijze lucht: grijze locht (Gingelom, ... ), overtrokken lucht: het is overtrokken (Gingelom), zwarte hemel: het is ene zwarte hemel (Gingelom) bewolkt [ZND 32 (1939)] || Bewolkt. Hoe zegt men in uw dialect: de lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [ZND 49 (1958)] III-4-4