17577 |
sluik haar |
plat haar:
platoər (P175p Gingelom),
varkenshaar:
veͅrkəsòr (P175p Gingelom)
|
recht, sluik haar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17836 |
sluimeren |
zwijmelen:
zwimələ (P175p Gingelom),
zwiəmələ (P175p Gingelom)
|
sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33082 |
sluitlaag |
sluitlaag:
slātlōx (P175p Gingelom)
|
De laatste laag op de wagen. [JG 1b]
I-4
|
33459 |
sluitstang boven aan een poortvleugel |
schuifgrendel:
sxø̜f˲grɛŋǝl (P175p Gingelom)
|
Een poortvleugel kan aan de bovenzijde gesloten worden door een korte metalen stang omhoog te duwen in een gat in het kozijn. De stang heeft aan de onderzijde vaak een handvat dat met de stang gedraaid kan worden achter een pin of in een gleuf om te voorkomen dat de stang zakt. Meestal wordt slechts één van de beide poortvleugels zo gesloten. [N 4A, 47b]
I-6
|
17741 |
smaak |
goesting:
gusteŋ (P175p Gingelom),
smaak:
smaok (P175p Gingelom, ...
P175p Gingelom),
smoək (P175p Gingelom)
|
smaak: het spek heeft een ranzige smaak [N 10 (1961)] || smaak: mijn smaak is bedorven door die rotte appel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33973 |
smalle buikriem |
buikriem:
bukrim (P175p Gingelom)
|
Riem of ketting die onder de buik van het paard doorloopt en beide strengen verbindt. Vergelijk ook lemma Brede Buikriem. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 61]
I-10
|
31192 |
smidse |
smis(se):
sme ̝s (P175p Gingelom)
|
In het algemeen de werkplaats van een smid en meer in het bijzonder de plaats waar de smidsvuurhaard is ondergebracht. Zie ook afb. 1. [N 33, 5; S 33; JG 1a; JG 1b; monogr.]
II-11
|
31196 |
smidsgereedschap |
gerief:
gǝrif (P175p Gingelom)
|
De algemene benaming voor al het gereedschap van de smid. [L 19A, 13; monogr.]
II-11
|
32880 |
snede van het blad van de zeis |
snede:
snęi̯ (P175p Gingelom)
|
De scherpe snijdende binnenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 4. Bedoeld is hier de algemene benaming voor de snijkant van de zeis. In sommige gebieden, met name in enkele dorpen tussen het waat-gebied (in het noorden van Belgisch Limburg) en het snede-gebied (in het zuiden ervan) wordt onderscheid gemaakt tussen de eigenlijke snede en het haarpad: de smalle rand die bij het haren op het zeisblad wordt geslagen en waarvan de snede het uiteinde vormt. Zie voor deze laatste het volgende lemma: ''haardpad''. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in gebracht.' [N 18, 68d; JG 1a, 1b, 2c; add. uit N 17, 100; monogr.]
I-3
|
25191 |
sneeuwx |
sneeuw:
snèèw (P175p Gingelom)
|
sneeuw [RND]
III-4-4
|