33652 |
toegang tot akker |
afgat:
af˲gat (P175p Gingelom),
opgat:
ǫp˲gāǝ.t (P175p Gingelom)
|
[N 11, 8]
I-8
|
33594 |
tomaat |
tomaat:
tomat (P175p Gingelom),
təmatə (P175p Gingelom)
|
[ZND 34 (1940)]tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
22658 |
toneelspel |
komedie:
Gg. toneelopvoering; aanstellerij.
komɛ.idə (P175p Gingelom)
|
Komedie.
III-3-2
|
17620 |
tong |
tong:
toəŋ (P175p Gingelom),
toͅəŋ (P175p Gingelom),
zen tong is vaal (P175p Gingelom)
|
tong [N 10b (1961)] || Zijn tong is aangeladen [ZND 32 (1939)]
III-1-1
|
23159 |
touwtjespringen |
koordspringen:
/
kood sprenge (P175p Gingelom)
|
/ [SND (2006)]
III-3-2
|
17731 |
tranende ogen |
leepogen:
lepogə (P175p Gingelom),
leəpoəgə (P175p Gingelom)
|
oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33852 |
trappelende bewegingen maken |
trippelen:
trīpǝlǝ (P175p Gingelom)
|
Het paard tilt de poten hoog genoeg op, maar werpt ze niet vooruit; het blijft ter plaatse trappelen. [N 8, 70b en 71]
I-9
|
32619 |
trechter op de gierton |
trechter:
trɛxtǝr (P175p Gingelom)
|
In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
33954 |
treiten |
buislappen:
bø̜̄slapǝ (P175p Gingelom)
|
Leren omwikkelingen van het haam, waaraan de trekhaken of -ogen bevestigd zijn. [N 13, 5]
I-10
|
20485 |
trek, eetlust |
appetijt:
appetijt (P175p Gingelom)
|
hij heeft geen eetlust meer [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|