e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gingelom

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
toegang tot akker afgat: af˲gat (Gingelom), opgat: ǫp˲gāǝ.t (Gingelom) [N 11, 8] I-8
tomaat tomaat: tomat (Gingelom), təmatə (Gingelom) [ZND 34 (1940)]tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
toneelspel komedie: Gg. toneelopvoering; aanstellerij.  komɛ.idə (Gingelom) Komedie. III-3-2
tong tong: toəŋ (Gingelom), toͅəŋ (Gingelom), zen tong is vaal (Gingelom) tong [N 10b (1961)] || Zijn tong is aangeladen [ZND 32 (1939)] III-1-1
touwtjespringen koordspringen: /  kood sprenge (Gingelom) / [SND (2006)] III-3-2
tranende ogen leepogen: lepogə (Gingelom), leəpoəgə (Gingelom) oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)] III-1-1
trappelende bewegingen maken trippelen: trīpǝlǝ (Gingelom) Het paard tilt de poten hoog genoeg op, maar werpt ze niet vooruit; het blijft ter plaatse trappelen. [N 8, 70b en 71] I-9
trechter op de gierton trechter: trɛxtǝr (Gingelom) In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
treiten buislappen: bø̜̄slapǝ (Gingelom) Leren omwikkelingen van het haam, waaraan de trekhaken of -ogen bevestigd zijn. [N 13, 5] I-10
trek, eetlust appetijt: appetijt (Gingelom) hij heeft geen eetlust meer [ZND 34 (1940)] III-2-3