e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gingelom

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlaai met deegdeksel taart: toet (Gingelom), Syst. Frings  tūət (Gingelom), tū̞ət (Gingelom) een dikke appeltaart met deksel [ZND 32 (1939)] || Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaai met reepjes deeg latjesvlaai: Syst. Frings  leͅtjəs˃vlaəi̯ (Gingelom), leͅtjəs˃vla͂əi̯ (Gingelom) Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaaienvulling spijs: Syst. Frings  spēͅi̯əs (Gingelom), spēͅəs (Gingelom) Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaamse gaai hanno: enno (Gingelom, ... ) vlaamse gaai [ZND 01 (1922)] || vlaamse gaai (meerkol) [ZND 34 (1940)] III-4-1
vlaggen rissen: ręsǝ (Gingelom) Plaggen of zoden die als nokbedekking worden gebruikt. Tegenwoordig wordt de nok vooral afgedekt met behulp van vorstpannen. Zie ook het lemma 'Vorstpan' in wld II.8, pag. 86. [N F, 9; N 4A, 34b] II-9
vlas hagen hagen: hāǝgǝ (Gingelom) Het op rijen zetten van vlas. In de twee Leuvense vragenlijsten is gevraagd naar het "hagen" van vlas of stenen (voor dit laatste zie aflevering II.8, lemma Hagen); wanneer is aangegeven dat de opgave op stenen betrekking heeft, is deze hier weggelaten. [L 1, a-m; L 26, 10] I-5
vlechtlatten vitslatten: vętslatǝ (Gingelom) Latten die op korte afstand van elkaar verticaal tussen de regels bevestigd worden. Door de latten worden vervolgens de twijgen gevlochten. [N 4A, 53a; N 31, 45d; Vld] II-9
vlechttwijgen vitsstekken: vętsstɛkǝ (Gingelom) De twijgen die horizontaal door de vlechtlatten worden gevlochten. [N 4A, 53b; N 31, 45d; monogr.; div.] II-9
vlees- en spieraanzetting links en rechts op de borst borstspieren: bǫstspīrǝ (Gingelom), kussens: kø̜sǝs (Gingelom) [N 8, 11; N 8, 31 en 32.2] I-9
vleesschaap vleesschaap: vlii̯sskōp (Gingelom) Schaap van een ras dat vooral goed is voor het vlees. [N 77, 1h; monogr.] I-12