21178 |
boot(je) |
boot(je):
boetje (P175p Gingelom)
|
een bootje (om te roeien) [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
26141 |
borst |
borst:
bǫst (P175p Gingelom)
|
Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9
|
19929 |
borstelen |
borstelen:
bosǝlǝ (P175p Gingelom)
|
[N 77, 105]
I-12
|
17578 |
borstelig haar |
bros:
broͅs (P175p Gingelom),
stekelhaar:
stikəlòr (P175p Gingelom)
|
borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33969 |
borstriem |
borststuk:
bǫsstøk (P175p Gingelom)
|
Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52]
I-10
|
33968 |
borsttuig |
gareel:
gǝrēl (P175p Gingelom)
|
Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51]
I-10
|
33713 |
bos |
bos:
bǫs (P175p Gingelom)
|
Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.]
I-8
|
20734 |
bosbessenvlaai |
berenvlaai:
Syst. Frings
bēərəvlaəi̯ (P175p Gingelom)
|
Vla met vulling van bosbessen (mollebeerevlaoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33773 |
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt |
bles:
blęs (P175p Gingelom)
|
Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27]
I-9
|
33771 |
bosje haren aan de bovenlip |
moustache (fr.):
mǝstaš (P175p Gingelom)
|
Voelharen aan de bovenlip. [N 8, 24]
I-9
|