e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gingelom

Overzicht

Gevonden: 1973
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bronsttijd sturigheid: styǝrixɛ̄t (Gingelom) Het antwoord op deze vraag leverde meestal adjectieven met de betekenis "bronstig" op. Deze zijn overgeheveld naar het vorige lemma. [N 8, 44] I-9
brood brood: brôêt (Gingelom) brood [RND] III-2-3
broodje pistolet: Syst. Frings Pistolé is rond.  pestoͅlēə (Gingelom), pistoͅlē (Gingelom), sandwich: Syst. Frings Sandwich is langwerpig.  santwiš (Gingelom, ... ) Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)] III-2-3
broodpap broodpap: Syst. Frings  brūtpap (Gingelom), brū̞ətpap (Gingelom) Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)] III-2-3
broodpop nieuwjaarsman: Syst. Frings  nifjōərsman (Gingelom), nī̞əfjōərsman (Gingelom), tuitenman: Syst. Frings  toͅu̯təman (Gingelom) Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)] III-2-3
brug brug: bryk (Gingelom) brug [RND] III-3-1
brullen brullen: brølǝ (Gingelom) Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
brulse koe bral: bral (Gingelom) Koe die niet meer drachtig is en veel brult. [JG 1a, 1b] I-11
buik buik: buik (Gingelom), Zie voort N 10, 024 (spotnamen voor buik).  buək (Gingelom), lijf: lēf (Gingelom), pens: pɛns (Gingelom) buik [N 10b (1961)] || Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41] I-9, III-1-1
buik (spotnamen) buikje: bykskə (Gingelom), byəkskə (Gingelom), lijf: leͅif (Gingelom), pens: peəns (Gingelom), peͅns (Gingelom, ... ), tonnetje: tønəkə (Gingelom) buik [N 10b (1961)] || buik: spotbenamingen [N 10 (1961)] III-1-1