e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gingelom

Overzicht

Gevonden: 1973
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
driftig lopen koersen: kûrsə (Gingelom) lopen: driftig lopen [op ne staog loope] [N 10 (1961)] III-1-2
dringen dringelen: dreungelen (Gingelom) niet dringen ! [ZND 33 (1940)] III-1-2
drinkglas pint: pent (Gingelom) drinkglas [RND] III-2-1
drinkkuil in de wei drinkbak: dreŋkbak (Gingelom), gat: gāǝt (Gingelom) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
droge plekken in moeras droge plak: dryxǝ plak (Gingelom) Hoger gelegen, droge plekken in een moerasgebied. [N 27, 21a; R 3, 9] I-8
drogen, droog worden (van gemaaid gras) bleken: blē̜ǝkǝ (Gingelom), drogen: drȳgǝ (Gingelom) Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.] I-3
droog weer droog: drûûch (Gingelom) droog [RND] III-4-4
droogstaan droog (bijvgl. nmw.): drȳx (Gingelom), droogstaan: (de koe) sti drȳǝx (Gingelom) Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b] I-11
druiventros tros: tros (Gingelom, ... ) [ZND 01 (1922)] [ZND 33 (1940)] I-7
druk heen en weer lopen weer en weg lopen: (weer en weg lopen)  wiər ən weͅx loəpə (Gingelom), weg en weer koersen: weͅg ən wir kūrsə (Gingelom) lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)] III-1-2