17939 |
driftig lopen |
koersen:
kûrsə (P175p Gingelom)
|
lopen: driftig lopen [op ne staog loope] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17862 |
dringen |
dringelen:
dreungelen (P175p Gingelom)
|
niet dringen ! [ZND 33 (1940)]
III-1-2
|
19574 |
drinkglas |
pint:
pent (P175p Gingelom)
|
drinkglas [RND]
III-2-1
|
33672 |
drinkkuil in de wei |
drinkbak:
dreŋkbak (P175p Gingelom),
gat:
gāǝt (P175p Gingelom)
|
Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.]
I-8
|
33701 |
droge plekken in moeras |
droge plak:
dryxǝ plak (P175p Gingelom)
|
Hoger gelegen, droge plekken in een moerasgebied. [N 27, 21a; R 3, 9]
I-8
|
32904 |
drogen, droog worden (van gemaaid gras) |
bleken:
blē̜ǝkǝ (P175p Gingelom),
drogen:
drȳgǝ (P175p Gingelom)
|
Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.]
I-3
|
25128 |
droog weer |
droog:
drûûch (P175p Gingelom)
|
droog [RND]
III-4-4
|
34156 |
droogstaan |
droog (bijvgl. nmw.):
drȳx (P175p Gingelom),
droogstaan:
(de koe) sti drȳǝx (P175p Gingelom)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
33525 |
druiventros |
tros:
tros (P175p Gingelom, ...
P175p Gingelom)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 33 (1940)]
I-7
|
17941 |
druk heen en weer lopen |
weer en weg lopen:
(weer en weg lopen)
wiər ən weͅx loəpə (P175p Gingelom),
weg en weer koersen:
weͅg ən wir kūrsə (P175p Gingelom)
|
lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|