e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gingelom

Overzicht

Gevonden: 1973
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eksteroog ekstroei: ekstru (Gingelom) eksteroog (op de tenen, fr. cor) [ZND 19 (1936)] III-1-2
elastiek elastiek: elastek (Gingelom) Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.] II-7
elders, ergens anders op een ander: op een aander (Gingelom) Overvloed. Hier vindt ge die planten niet, maar elders (ergens anders, ievers, ...) groeien ze in overvloed. [ZND 44 (1946)] III-4-4
elektriciteit elektriek: eletrik (Gingelom) electriciteit [ZND 34 (1940)] III-2-1
elektrische tram elektrieken tram: eletrike tram (Gingelom) Een electrische tram. [ZND 34 (1940)] III-3-1
elleboog gewricht: gǝvrext (Gingelom) Been dat de beweging van de bovenarm van de poot bevordert. Zie afbeelding 2.20. [N 8, 32.1 en 38.2] I-9
engel engel: engel twie engels (Gingelom) Een engel, twee engelen. [ZND 34 (1940)] III-3-3
enten greffelen: greffelen (Gingelom), grɛfələ (Gingelom) [RND 04] [ZND 34 (1940)] I-7
epidemie ziekte die aanhalig is: aanaolləgh (Gingelom) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] III-1-2
erwt, algemeen erwt: ɛrt (Gingelom) Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24] I-5