18112 |
eksteroog |
ekstroei:
ekstru (P175p Gingelom)
|
eksteroog (op de tenen, fr. cor) [ZND 19 (1936)]
III-1-2
|
28846 |
elastiek |
elastiek:
elastek (P175p Gingelom)
|
Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.]
II-7
|
24970 |
elders, ergens anders |
op een ander:
op een aander (P175p Gingelom)
|
Overvloed. Hier vindt ge die planten niet, maar elders (ergens anders, ievers, ...) groeien ze in overvloed. [ZND 44 (1946)]
III-4-4
|
19685 |
elektriciteit |
elektriek:
eletrik (P175p Gingelom)
|
electriciteit [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
21257 |
elektrische tram |
elektrieken tram:
eletrike tram (P175p Gingelom)
|
Een electrische tram. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
33797 |
elleboog |
gewricht:
gǝvrext (P175p Gingelom)
|
Been dat de beweging van de bovenarm van de poot bevordert. Zie afbeelding 2.20. [N 8, 32.1 en 38.2]
I-9
|
23263 |
engel |
engel:
engel twie engels (P175p Gingelom)
|
Een engel, twee engelen. [ZND 34 (1940)]
III-3-3
|
33605 |
enten |
greffelen:
greffelen (P175p Gingelom),
grɛfələ (P175p Gingelom)
|
[RND 04] [ZND 34 (1940)]
I-7
|
17985 |
epidemie |
ziekte die aanhalig is:
aanaolləgh (P175p Gingelom)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛrt (P175p Gingelom)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5
|