24729 |
esdoorn |
es:
of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable
es (P175p Gingelom)
|
es, esdoorn [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
20855 |
eten (ww.) |
eten:
eəten (P175p Gingelom),
îêtə (P175p Gingelom)
|
eten [RND], [ZND 25 (1937)]
III-2-3
|
20719 |
etensresten |
orten:
orte (P175p Gingelom),
Syst. Frings
oͅrtə (P175p Gingelom, ...
P175p Gingelom)
|
Etensresten, overschotjes (orte?) [N 16 (1962)] || hoe heten de resten van het eten van mensen [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
18047 |
etter |
materie:
mətēͅirə (P175p Gingelom)
|
Hoe noemt men het geelachtige of gronachtige vocht, dat uit een zweer komt (Nederl. etter, pus) ? [ZND 49 (1958)]
III-1-2
|
32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
dwarsschei:
dwēǝrssxē̜i̯ (P175p Gingelom),
dwē̜sskę̄ (P175p Gingelom)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
22664 |
fanfare |
fanfare:
Gg. muziekkorps.
fa͂fa.r (P175p Gingelom)
|
Fanfare.
III-3-2
|
21127 |
fiets |
velo:
velo (P175p Gingelom),
véélo (P175p Gingelom)
|
fiets [ZND 44 (1946)] || Wat is de dialectbenaming voor een rijwiel in het algemeen [N 99 (1991)]
III-3-1
|
33688 |
fijn droog stof |
stub:
støp (P175p Gingelom)
|
Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c]
I-8
|
33837 |
fijngebouwd |
juffrouw:
jyfrǭu̯ (P175p Gingelom
[(ironisch)]
)
|
Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c]
I-9
|
30800 |
flank |
flanken:
flaŋkǝ (P175p Gingelom)
|
Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10]
I-9
|