33705 |
gegraven waterloop |
geul:
xø̜u̯l (P175p Gingelom)
|
In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenquêtes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.]
I-8
|
20692 |
gehakt |
gekapt:
Syst. Frings
gəkapt (P175p Gingelom, ...
P175p Gingelom)
|
Fijngehakt vlees (bilber?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17960 |
gehurkt zitten |
op zijn hukken zitten:
op sən āəkə zi̯tə (P175p Gingelom),
oͅp zən òkə zettə (P175p Gingelom)
|
hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)] || hurken, op zijn ~ zitten [op de huuke, op znen huik, op zn huiketjes zitte] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
27539 |
geit |
geit:
gęi̯t (P175p Gingelom)
|
Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.]
I-12
|
20671 |
geitenmelksepap |
geitenmelkpap:
Syst. Frings
gēͅətəmēͅləkpap (P175p Gingelom),
gɛ̄(ə)təmēləkpap (P175p Gingelom)
|
Pap van geitemelk (mienekespap?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20690 |
gekookte hersens |
hossen:
Syst. Frings
oͅsə (P175p Gingelom, ...
P175p Gingelom)
|
Gekookte hersens (frikkedellen, sepieten?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17580 |
gekruld haar |
krulhaar:
kroͅloər (P175p Gingelom),
kroͅlòr (P175p Gingelom)
|
gekruld haar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21274 |
geld |
geld:
eis papa zen jas en mama eur geld, papa zen kaa en papa zennen ond (P175p Gingelom),
geld (P175p Gingelom),
geͅlt (P175p Gingelom),
Mama, bij wee moet ich geld haolen (P175p Gingelom),
xaelt (P175p Gingelom)
|
geld [RND], [ZND 44 (1946)] || geld opdoen (opmaken) [RND] || Hier is vader zn jas en moeder haar geld; vader zn doe en vader zn hond [ZND 44 (1946)] || Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
25078 |
gelijken (op) |
gelijken:
gelijken (P175p Gingelom)
|
gelijken [ZND 25 (1941)]
III-4-4
|
22334 |
gelijkspelen |
quitte (fr.):
Gg. we zijn -: we zijn effen.
kit (P175p Gingelom)
|
Quitte.
III-3-2
|