18205 |
kraag |
col (fr.):
kol (P175p Gingelom)
|
col: col
III-1-3
|
22858 |
kraaltjes |
kraaltjes:
krø.əlkəs (P175p Gingelom),
kralen:
kroͅ.ələ (P175p Gingelom)
|
kraaltjes [RND]
III-3-2
|
32621 |
kraan van de metalen gierton |
kraan:
krǭǝn (P175p Gingelom)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
17918 |
krabben |
jeukselen:
jy(3)̄əksələ (P175p Gingelom),
kretsen:
kreͅtsə (P175p Gingelom, ...
P175p Gingelom,
P175p Gingelom)
|
krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20739 |
krakeling |
krakeling:
Syst. Frings
kra͂əkəle̞ŋ (P175p Gingelom),
pain de grec:
Syst. Frings
pēͅi̯n də greͅk (P175p Gingelom)
|
Krakeling (britsel, ring?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33896 |
krampig |
(het heeft de) kramp:
kram (P175p Gingelom)
|
Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c]
I-9
|
20708 |
krentenbol |
brioche (fr.):
Syst. Frings
brioͅš (P175p Gingelom),
brioche-tje:
Syst. Frings
brioͅsxə (P175p Gingelom)
|
Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20707 |
krentenbrood |
krentenbrood:
Syst. Frings
kreͅntəbrū̞ət (P175p Gingelom),
krentenmik:
Syst. Frings
kreͅntəmek (P175p Gingelom),
kreͅntəme̞k (P175p Gingelom)
|
Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18223 |
kreukelen |
gapen:
gaopt (P175p Gingelom)
|
Hoe noemt men het wanneer een kleed dat niet past, zich in plooien zet ? [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
33910 |
kreupel zijn |
(het is/staat) kreupel:
krø̜̄pǝl (P175p Gingelom)
|
[JG 1a; N 8, 62k en 94f]
I-9
|