e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gorsem

Overzicht

Gevonden: 349

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fijt fijt: fijt (Gorsem) ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)] III-1-2
flambouw flambouw (<fr.): een flambie (Gorsem) Een flambouw (die in de processie wordt gedragen). [ZND 35 (1941)] III-3-3
flauw weps: weps (Gorsem) meeps (flauw van smaak) [ZND 31 (1939)] III-2-3
fooi drinkgeld: drinkgeld (Gorsem) fooi [ZND 35 (1941)] III-3-1
fortuin maken zich rijk maken: Heiə makt hem rijk (Gorsem) Fortuin. [ZND 35 (1941)] III-3-1
framboos beer: beer (Gorsem) framboos [ZND 34 (1940)] I-7
frankrijk frankrijk: Viə həbbe in Frankrijk geziəte (Gorsem) Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)] III-3-1
gadeslaan? oppassen: Op zijn zaaken passen (Gorsem) Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)] III-3-1
galmgaten galmgaten: de galmgoaters (Gorsem) Galmgaten (in de kerktoren om de klokkenklank door te laten). [ZND 35 (1941)] III-3-3
gapende wonde diepe vleeswonde: diepe vleeschwonde (Gorsem) een gapende wonde [ZND 35 (1941)] III-1-2