18121 |
fijt |
fijt:
fijt (P116p Gorsem)
|
ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
23264 |
flambouw |
flambouw (<fr.):
een flambie (P116p Gorsem)
|
Een flambouw (die in de processie wordt gedragen). [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
20838 |
flauw |
weps:
weps (P116p Gorsem)
|
meeps (flauw van smaak) [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
21559 |
fooi |
drinkgeld:
drinkgeld (P116p Gorsem)
|
fooi [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
21556 |
fortuin maken |
zich rijk maken:
Heiə makt hem rijk (P116p Gorsem)
|
Fortuin. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
33528 |
framboos |
beer:
beer (P116p Gorsem)
|
framboos [ZND 34 (1940)]
I-7
|
21555 |
frankrijk |
frankrijk:
Viə həbbe in Frankrijk geziəte (P116p Gorsem)
|
Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
21557 |
gadeslaan? |
oppassen:
Op zijn zaaken passen (P116p Gorsem)
|
Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
23265 |
galmgaten |
galmgaten:
de galmgoaters (P116p Gorsem)
|
Galmgaten (in de kerktoren om de klokkenklank door te laten). [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
18135 |
gapende wonde |
diepe vleeswonde:
diepe vleeschwonde (P116p Gorsem)
|
een gapende wonde [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|