24138 |
dons, nestveren |
stoppels:
naast de vraag? doorgaans zijn dit de eerste opkomende veertjes, niet de haren.
stoppels (P116p Gorsem)
|
dons [ZND 35 (1941)]
III-4-1
|
20197 |
doodkist |
doodskist:
znd 33, 38;
daodskist (P116p Gorsem)
|
een doodkist [ZND 33 (1940)]
III-2-2
|
20432 |
doodskist |
doodskist:
znd 33, 38;
daodskist (P116p Gorsem)
|
Doodkist. [ZND 33 (1940)]
III-3-3
|
17788 |
doofstom |
doofstom:
doofstom (P116p Gorsem)
|
Hij is doofstom [ZND 33 (1940)]
III-1-1
|
33119 |
dorsbed, laag schoven op de dorsvloer |
bed:
bęt (P116p Gorsem)
|
Voordat men begint te dorsen moeten de schoven op de dorsvloer uitgespreid worden. Meestal worden twee lagen schoven, met de koppen (aren) naar elkaar toe gekeerd, in het midden van de dorsvloer, uitgespreid. In dit lemma staan de benamingen van een dergelijke laag schoven bijeen. [N 14, 20; JG 1a, 1b; L 32, 103; monogr.]
I-4
|
17862 |
dringen |
dringelen:
drungelen (P116p Gorsem)
|
niet dringen ! [ZND 33 (1940)]
III-1-2
|
19574 |
drinkglas |
glas:
gloas (P116p Gorsem)
|
glas [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
25129 |
droogte |
droogte:
druugte (P116p Gorsem)
|
droogte [ZND 33 (1940)]
III-4-4
|
33525 |
druiventros |
tros wijndruiven:
tros wijndruiven (P116p Gorsem)
|
[ZND 33 (1940)]
I-7
|
22787 |
duiken |
duikelen:
in het wetter duikelen (P116p Gorsem)
|
In het water duiken. [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|