25034 |
krassen |
kratsen:
kratsə (L326p Grathem)
|
het geluid geven van een scherp voorwerp dat over een hard oppervlak schraapt [skratsen, krassen, kratsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24339 |
krekel |
krekel:
kirkel (L326p Grathem),
krekel (L326p Grathem)
|
krekel [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
20708 |
krentenbol |
krentenbol:
krintebol (L326p Grathem),
krentenstoet:
krintestoet (L326p Grathem)
|
Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20707 |
krentenbrood |
krentenmik:
krintemik (L326p Grathem),
krentenweg:
krintewek (L326p Grathem)
|
Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34465 |
krielkip |
krieltje:
krilkǝ (L326p Grathem)
|
Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.]
I-12
|
21946 |
kringetjes maken rond de duivin (baltsverschijnsel) |
paren:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
paa.rə (L326p Grathem)
|
Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: rond de duivin kringetjes maken? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20120 |
krols |
loops:
luips (L326p Grathem),
løͅi̯ps (L326p Grathem)
|
loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|
25010 |
krom, met bochten |
krom:
krómp (L326p Grathem)
|
afwijkend van een rechte lijn met een of meer bochten [krom, kromp, slom] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
26454 |
kropgat |
kropgat:
krǫpgę̄t (L326p Grathem)
|
Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h]
II-3
|
26077 |
kruias, kruirad |
kruias:
kruias (L326p Grathem)
|
Het wiel of de as onderaan de staart aan de buitenzijde van de molen, waarmee de molen of de molenkap met behulp van kettingen of touwen naar de wind gedraaid wordt. Zie ook afb. 21 en 23. Een aantal woordtypen is een pars pro toto. [N O, 30a; A 42A, 58; monogr.]
II-3
|