27367 |
laden |
laden:
lai̯ǝ (L326p Grathem)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
27854 |
lading |
vracht:
vraxt (L326p Grathem)
|
Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.]
I-10
|
18304 |
lage herenschoen, molière |
lage schoen:
leegsjoon (L326p Grathem)
|
herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32447 |
lage klomp |
klomp met riemen:
[klomp] męt rēmǝ (L326p Grathem)
|
Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.]
II-12
|
18377 |
lage klomp? |
klomp met riem:
kloempe met reeme (L326p Grathem)
|
klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33680 |
lage, natte zandgrond |
hemelvleug:
hēmǝlvlø̄x (L326p Grathem)
|
[N 27, 35; R 3, 5]
I-8
|
18351 |
lakschoen |
lakschoen:
laksjoon (L326p Grathem)
|
lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18147 |
lam |
lam:
lām (L326p Grathem),
lammetje:
lɛmkǝ (L326p Grathem, ...
L326p Grathem),
schaapje:
šø̄pkǝ (L326p Grathem),
šø̜̄pkǝ (L326p Grathem)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|
34412 |
lammeren |
lammen:
lāmǝ (L326p Grathem)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
20669 |
lammetjespap |
boekweitsmeelpap:
bookesmaelpap (L326p Grathem, ...
L326p Grathem)
|
Pap van boekweitmeel (lemmekespap?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|