e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grathem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lege eerste koe gust (bijvgl. nmw.): gø̜st (Grathem), schot: sxǫt (Grathem) Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.] I-11
legnest legnest: lęknęst (Grathem) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
leiden dekken: dɛkǝ (Grathem) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
lemmer lemmet: lammet (Grathem) snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)] III-2-1
lente, voorjaar lente: lintje (Grathem), vroegjaar: vrêûgjaor (Grathem) lente || voorjaar, lente III-4-4
lepbig lurker: lørkǝr (Grathem) Een big die met koemelk wordt grootgebracht. [N 19, 15; N 19, 16; monogr.] I-12
lepel lepel: leepel (Grathem) lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)] III-2-1
lepelrek lepelenrekje: lepellerekske (Grathem) rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)] III-2-1
leraar meester: meistər (Grathem) een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)] III-3-1
leren beenkap gamasche: kemasse (Grathem) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3