e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grathem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leurder marskramer: marskramer (Grathem) koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)] III-3-1
leuren sjacheren: sjagere (Grathem) Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)] III-3-1
leverworst leverworst: lèverwost (Grathem), hoofdzakelijk van lever, longen, e.a. ingewanden  lèverworst (Grathem) leverworst [N 06 (1960)] III-2-3
lichtbonte koe lichte rode: lēxtǝ rōi̯ (Grathem) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123b] I-11
lichtboom lichtbalk: lichtbalk (Grathem) De hefboom waaraan aan één uiteinde het lichttouw is bevestigd; met het andere uiteinde is de lichtboom aan het lichtijzer vastgemaakt. Zie ook afb. 85. [N O, 23e; A 42 A , 27; Vds 111; Jan 145; N D, 22] II-3
lichtboom van de handmolen lichtboom: lext˱bawm (Grathem) Het onder de pasbrug geplaatste balkje, als onderdeel van de licht van handmolens, waarmee de pasbrug op en neer kan worden bewogen. [N D, 22] II-3
lichte nevel heiig: heiig (Grathem) lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)] III-4-4
lichte overjas seizoensjas: sezoensjas (Grathem) herenoverjas, lichte ~ [sertoe] [N 23 (1964)] III-1-3
lichttouw, lichtkoord licht: licht (Grathem), lichtriem: lextrēm (Grathem) Het touw, de riem of de ketting waarmee de licht in werking wordt gesteld. Zie ook afb. 85. [N O, 23f; A 42A, 28; Vds 112; Jan 146; Coe 130; N D, 33 add.] II-3
lieveheersbeestje kevelewormpje: kèvelewörmpke (Grathem), lieveheersmusje: lievenheersmäsche (Grathem), lieveheerswormpje: lêveherswörmke (Grathem) lieveheersbeestje [Roukens 03 (1937)] III-4-2