e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grathem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijke merel merel mannetje: mairel menke (Grathem) mannetjesmerel [DC 06 (1938)] III-4-1
mannenkleren herenkleren: hieerekleijer (Grathem), mansluikleren: mansluu kleijer (Grathem) mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] || Mannenkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3
mannenondergoed ondergoed: ongergood (Grathem) Ondergoed voor mannen. [DC 62 (1987)] III-1-3
mannenonderhemd hemd: humme (Grathem) onderhemd voor mannen [N 25 (1964)] III-1-3
mantelpak mantelpakje: mantjelpekske (Grathem) mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)] III-1-3
margriet grote madelief: -  grote madelief (Grathem, ... ), margriet: -  margriet (Grathem, ... ) margriet [DC 42 (1967)] || margriet (Chrysanthemum leuchanthemun) [DC 42 (1967)] III-4-3
marktplein markt: merrətj (Grathem) het plein in een stad of dorp waar markt gehouden wordt [mert, marktveld] [N 90 (1982)] III-3-1
marmeren beeld beeld: ei marmere beeldj (Grathem), ein marmere beeltj (Grathem) Marmeren beeld. [N 06 (1960)] III-3-2
marmiet, koperen ketel marmiet: koperen ketel  marmit (Grathem) marmiet [Roukens 14 (1937)] III-2-1
mathaak pik: pek (Grathem) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4