30178 |
muurstijlen |
stijlen:
stīlǝ (L326p Grathem)
|
De verticale balken van het vakwerk. Zie ook afb. 46 en 47. [N 4A, 52a; monogr.]
II-9
|
28952 |
naad |
naad:
nǭt (L326p Grathem)
|
Verbinding die ontstaat bij het aanelkaarnaaien van twee stukken van een stof (Van Dale, pag. 1769). [Wi 5; S 25; Gi 1.IV, 14]
II-7
|
26400 |
naaf |
naaf:
nāf (L326p Grathem)
|
De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.]
I-13
|
31581 |
naafbus |
bus:
bøs (L326p Grathem)
|
De metalen bus in de naaf van het karwiel die om het uiteinde van de karas draait. Het plaatsen van de naafbus in de dom werd in Q 113 bussen (b0sd) genoemd. Dit werk werd doorgaans door de wagen- of radmaker gedaan. Zie ook afb. 214-215. [N G, 43b; N 17, 59; JG 1a; JG 1b; L 39, 22; monogr.]
II-11
|
28708 |
naaien |
naaien:
nɛjǝ (L326p Grathem)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
28711 |
naaister |
naaister:
nɛjstǝr (L326p Grathem)
|
De algemene benaming voor een vrouw die als beroep heeft het verrichten van naaiwerk en het vervaardigen van kledingstukken. [N 59, 196; N 62, 1b; N 62, 1d; MW; Wi 18; monogr.]
II-7
|
26113 |
naald |
naalde:
nǭǝlj (L326p Grathem)
|
De naald is een draad gehard staal, voorzien aan de ene zijde van een spitse punt en aan de andere zijde van een oog om de draad door te steken. De kleermaker of naaister gebruikt ze om te naaien, te stoppen of te borduren. Men kent naalden in verschillende lengtes en diktes. De keuze van de naald hangt af van het beoogde doel, de draad en dikte van de draad en de dikte van de stof (Gerritse, pag. 26 en 27). [N 59, 11a; N 62, 49a; N 62, 49c; L 5, 2; L 8, 29; L B1, 76; Gi 1.IV, 13a; MW; Wi 6; S 25; monogr.]
II-7
|
21941 |
naar beneden duiken |
landen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
lanjə (L326p Grathem)
|
Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: naar beneden vallen, duiken? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17848 |
naar huis gaan |
heimwaarts gaan:
heives gaon (L326p Grathem)
|
naar huis gaan [DC 03 (1934)]
III-1-2
|
18609 |
nachthemd |
nachthemd:
nachthumme (L326p Grathem)
|
nachthemd [N 25 (1964)]
III-1-3
|