e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grathem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omslagdoek over mantel of jak wollen plag: wulleplak (Grathem) omslagdoek die over mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)] III-1-3
omtrek, omvang omtrek: ómtrék (Grathem) de hoofdlijn die de grenzen van een figuur uitmaakt en er de vorm van bepaalt [omtrek, omkant] [N 91 (1982)] III-4-4
omwalde akker hof: hōf (Grathem) Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.] I-8
omweiden omjagen: ǫmjāgǝn (Grathem) Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.] I-11
onbelangrijk niet veel: neet veul (Grathem), onbelangrijk: ónbəlangrie.k (Grathem) niet veel [luttel, min, schriel, weinig] [N 91 (1982)] || van geen belang, niet belangrijk [ongewicht] [N 91 (1982)] III-4-4
onbetrouwbare koopman kramer: kremmer (Grathem), tuiser: toesser (Grathem), voorsnijder: WNT: voorsnijder, 3. bep. soort koopman (met minder gunstige bijgedachte).  veursnijer (Grathem) Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)] III-3-1
onbewolkt klaar: klaor (Grathem) onverduisterd in licht, schijn of glans [helder, klaar, licht] [N 91 (1982)] III-4-4
onbruikbaar maken, verbruien bederven: bədervə (Grathem) onbruikbaar maken, zijn waarde doen verliezen [verworden, verdraaien, begaaien, verbruien, bederven, verpeuteren, nonen, verballemonden] [N 91 (1982)] III-4-4
onderdeur onderste slag: oŋǝrstǝ slāx (Grathem) Het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel is meer voor dagelijks gebruik, bedoeld om toegang te verlenen aan voetgangers en kleine voertuigen (karretjes) en om, in gesloten stand, aan vee de doorgang te beletten. In plaats van een onderdeur kan ook een kleine hekdeur van latten gebruikt worden. Zie ook afbeelding 18.e bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37c en 42d; monogr.] I-6
ondergoed ondergoed: ongergood (Grathem, ... ) ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] || Onderkleding. Wat is in uw dialect het gewone woord voor onderkleding? [DC 62 (1987)] III-1-3