21939 |
opvliegen |
uitlaten:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
oe.tlao.tə (L326p Grathem)
|
Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: starten, wegvliegen, opvliegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
25082 |
ordenen, rangschikken |
rangschikken:
rangsjikkə (L326p Grathem)
|
op een regelmatige of doelbewuste wijze plaatsen [schikken, rangschikken, schavelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24221 |
ortolaan |
korenschrijver:
kòòresjriever (L326p Grathem)
|
ortolaan
III-4-1
|
34053 |
os |
os:
ǫs (L326p Grathem),
ɛs (L326p Grathem)
|
Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.]
I-11
|
24460 |
otter |
otter:
otter (L326p Grathem)
|
otter [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
19605 |
ouddrinkzeef |
ouddingzeef:
ouddinkzeef (L326p Grathem)
|
zeef in het algemeen [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21916 |
oude duif |
oude duif:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
aoj doe.f (L326p Grathem)
|
een duif van 2 of 3 jaar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32849 |
oude grassoorten |
broodjes:
brøtjǝs (L326p Grathem),
buntgras:
bøntj˲[gras] (L326p Grathem),
les:
lɛs (L326p Grathem),
rijergras:
rii̯ǝrgrās (L326p Grathem),
watergras:
wātǝr[gras] (L326p Grathem),
zuurgras:
zōr[gras] (L326p Grathem)
|
De hieronder vermelde woorden werden opgegeven op de vraag naar verschillende oude grassoorten. Na de lexikale eenvoud van het vorige lemma ''gras'', leverde deze vraag een grote oogst aan plantennamen op. Het is echter lang niet altijd duidelijk welke botanische grassoort nu precies bedoeld wordt; eenzelfde plantenvolksnaam kan immers in de ene streek een andere botanische familie of afdeling aanduiden dan in de andere streek. Naast de oude grassoorten blijken óók en vooral wilde grassoorten te zijn opgegeven die juist niet voor de weidebouw van belang zijn, maar waarmee de landbouwer en veeteler te maken heeft om ze van zijn cultuurgrond weg te houden, onkruid derhalve. Zie ook de lemma''s ''zuring'' en ''distel'' en de benamingen voor het onkruid in de akker in de aflevering over de Akkerbouw (WLD.I.1.4). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. Het lemma bevat enkelvouden en meervouden.' [N 14, 82; monogr.]
I-3
|
18649 |
oude versleten hoed |
loesj:
loesj (L326p Grathem)
|
hoed, oude versleten of ontredderde ~ [loesj, sjaphoed] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22317 |
oudejaarsavond |
oudjaarsavond:
aodjaorsaoventj (L326p Grathem),
aotjaorsaoventj (L326p Grathem)
|
Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|