e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grathem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paardetuig paardstuig: pēǝrstȳx (Grathem) De naam voor het paardetuig in het algemeen. [JG 1a, 1b; N 13, 80; monogr.] I-10
pacht, vruchtgebruik pacht: paxt (Grathem), tuis: tǫu̯ɛ̄ (Grathem) Onder pacht worden drie samenhangende betekenissen verstaan: 1. hetgeen de pachter betaalt: "de pacht betalen"; 2. het vruchtgebruik van de grond: "grond in pacht hebben"; 3. het contract: "de boer heeft nog twee jaar pacht". Tocht hangt, evenals de nevenvorm tucht, oorspronkelijk samen met trekken in de betekenis "telen"; leeftocht is dan "tocht ("vruchtgebruik, pachtcontract") voor het leven". Aan tuis, vergelijk Mnl. tuuscen "dobbelen; bedriegen; ruilen", correspondeert Du. tauschen. Belading en belader corresponderen met belasting. Het feest van Sint Remeis of Sint Remigius, wiens naamdag naar de Romeinse kalender op 1 oktober valt, wordt wel de "huurdag der boerenknechten en meiden" genoemd (naar Jongeneel, 54). Bij boermeste: pachtvergoeding in natura; in plaats van een pachtsom te betalen, mocht de boer het onderhavige land voor één jaar gebruiken, mits hij voor eigen rekening het land een goede organische bemesting gaf. [L 14, 6; L 32, 101; Wi 18; monogr.] I-6
pacht? bankpacht: bankpecht (Grathem) pacht, het bedrag dat men jaarlijks betaalt, b.v. voor een bank in de kerk [de paacht?] [N 21 (1963)] III-3-1
pachtboer halfe: halfǝ (Grathem), halfer: halfǝr (Grathem), pachter: pęxtǝr (Grathem) Halfer e.d. vanwege de helft, die de pachter van de oogst kon behouden. [S 27; Wi 2; monogr.; add. uit A 10, 2bI] I-6
pachten pachten: pechte (Grathem) pachten [werkwoord] [paachte?] [N 21 (1963)] III-3-1
pachtersvrouw pachterse: paxtǝrsǝ (Grathem) [S 27, Wi 2; monogr.] I-6
pad pad: ped (Grathem), pét (Grathem), een pad kruipt over het pad: "en ped kruupt euver de paad  ped (Grathem) pad [DC 07 (1939)] III-4-2
pad, paadje pad, paadje: paa.t (Grathem), weg, weggetje: weechskə (Grathem) een weggetje gemaakt door de voetstappen van mensen of dieren (zandbaan, pad, weg, weggel, wegeling) [N 90 (1982)] III-3-1
paddestoel (alg.) paddenkaas: peddekéis (Grathem), zwam: zwam  zwam (Grathem) paddestoel III-4-3
pak, kostuum pak: pak (Grathem) kostuum of pak voor mannen en jongens [pak, montoer, monteering, antsoch, kloeft] [N 23 (1964)] III-1-3