22118 |
uit een andere richting dan die van de losplaats aankomen |
verkeerde:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
vərkîêrdjə (L326p Grathem)
|
Hoe zegt men: uit een andere richting dan die van de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18573 |
uitgaanskleren |
`s zondagse kleren:
sunjesse kleijer (L326p Grathem)
|
De kleren die men draagt als men uit gaat. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
33716 |
uitgegraven dennenwortel |
boks:
boks (L326p Grathem)
|
[R 3, 3; L B2, 344]
I-8
|
34169 |
uitgeteld zijn |
uitgeteld zijn:
(de koe is) ūtgǝtɛltj (L326p Grathem)
|
De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43]
I-11
|
24996 |
uitgieten |
schudden:
sjöddə (L326p Grathem)
|
een vloeistof al gietende doen vloeien uit een kan, fles etc. [storten, plassen, klassen, schenken, uitgieten] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21953 |
uitkomen van de eieren |
aanpikken:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
aangəpiktj (L326p Grathem)
|
Hoe heet verder: uitkomen van de eieren? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18311 |
uitneembaar frontje |
frontje:
fruntje (L326p Grathem)
|
frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34349 |
uitslag vertonend |
brandig:
brɛnjex (L326p Grathem)
|
Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b]
I-12
|
22343 |
uitsliepen |
uitsliepen:
oetsliepe (L326p Grathem)
|
uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)]
III-3-2
|
33846 |
uitwerpselen van het paard |
paardskeutelen:
pē̜rskøtǝlǝ (L326p Grathem),
paardsstront:
pē̜rsstrǫntj (L326p Grathem)
|
[A 9, 24b]
I-9
|