19680 |
zitbank |
bank:
baŋk (L326p Grathem)
|
bank
III-2-1
|
34083 |
zitbeenderen |
zitbenen:
zetbɛi̯n (L326p Grathem)
|
Onderdeel van het beenderenstelsel aan het achtereinde van de rug. [N 3A, 110c]
I-11
|
22081 |
zitplaats van de duif |
schapje:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
sjéépkə (L326p Grathem)
|
de zitplaats van de duif? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18198 |
zitvlak van een broek |
bodem:
baom (L326p Grathem)
|
zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19719 |
zolder |
zolder:
zøͅldər (L326p Grathem)
|
zolder
III-2-1
|
33442 |
zoldergat, opening in de koestalzolder |
hooigat:
[hooi]gāt (L326p Grathem),
schelf(t)gat:
šɛlǝf˲gāt (L326p Grathem)
|
In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c]
I-6
|
19491 |
zolderkamer |
spijker:
speͅi̯kər (L326p Grathem)
|
zolderkamer [N 05A (1964)]
III-2-1
|
26149 |
zomen |
heklatten:
heklatten (L326p Grathem)
|
De drie of vier lange, dunne latten in het hekken die evenwijdig aan de roeden lopen. Zie ook afb. 38. [N O, 2b; A 42A, 64]
II-3
|
18636 |
zomerkapmanteltje |
pelerine (<fr.):
pelderein (L326p Grathem)
|
kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18675 |
zomerkleren |
zomerkleren:
zomerkleijer (L326p Grathem, ...
L326p Grathem)
|
zomerkleren [N 23 (1964)] || Zomerkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|