32904 |
drogen, droog worden (van gemaaid gras) |
verslaan:
verslaan (L326p Grathem)
|
Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.]
I-3
|
25232 |
droog blijven |
t blijft over]:
’t blift dreug wear (L326p Grathem)
|
droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)]
III-4-4
|
22043 |
droog snot |
snot:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
ət snot (L326p Grathem)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: besmetting van ademhalingswegen en krop zonder afscheiding (droog snot)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
drø̄xstǭn (L326p Grathem)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
25126 |
druilerig en koud weer |
kwakkelen:
kwaghelen (L326p Grathem),
nat (weer):
naat (L326p Grathem),
vies knoeiweer:
vies knouwear (L326p Grathem)
|
aanhoudend regenachtig weer || druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
25133 |
druppel |
druppel:
enen dröppel (L326p Grathem),
druppeltje:
dröppelke (L326p Grathem),
dröppəlkə (L326p Grathem)
|
druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] || druppeltje || een afgescheiden, min of meer bolvormig vochtdeeltje [drup, druppel, droppel, drop] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25108 |
druppen, druppelen |
euzendrup subst:
eusdjendröp (L326p Grathem)
|
het druppen van het regenwater van de rand van het dak
III-4-4
|
32866 |
dubbel gezwad |
dobbel gezwad:
dǫbǝl [gezwad] (L326p Grathem)
|
De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94]
I-3
|
33446 |
dubbele toegangspoort van een gesloten erf |
opvaart:
ǫp˲vārt (L326p Grathem)
|
De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.]
I-6
|
21608 |
dubbeltje |
dubbeltje:
dubbeltje (L326p Grathem)
|
dubbeltje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|