19345 |
dwarsdrijver |
dwarsdrijver:
dwarsdrèver (L244b Griendtsveen)
|
dwarsdrijver [SGV (1914)]
III-1-4
|
20394 |
echtgenoot |
man:
man (L244b Griendtsveen)
|
[haar ~ en haar kinderen] [SGV (1914)]
III-2-2
|
27005 |
een bed turf |
bed:
bęt (L244b Griendtsveen)
|
Leger met zes à zeven storten ertegenaan. [II, 79e]
II-4
|
27043 |
een dubbele ring maken |
dobbelring zetten:
dobǝlrēŋk zetǝ (L244b Griendtsveen)
|
Van twee ringen één ring maken van 16 turven dik hoog. [II, 83a]
II-4
|
27048 |
een dubbele waterman |
dobbele waterman:
dobǝlǝ wātǝrman (L244b Griendtsveen)
|
Turfhoop met een basis van zes turven. Deze hoop wordt eens zo hoog als de enkele waterman. [II, add.]
II-4
|
27049 |
een dubbele waterman zetten |
dobbele waterman zetten:
dobǝlǝ wātǝrman zętǝ (L244b Griendtsveen)
|
[II, add.]
II-4
|
27046 |
een enkele waterman |
enkele waterman:
enkele waterman (L244b Griendtsveen)
|
Turfhoop met een basis van vier turven in het vierkant. [II, add.]
II-4
|
27047 |
een enkele waterman zetten |
enkele waterman zetten:
enkele waterman zetten (L244b Griendtsveen)
|
[II, add.]
II-4
|
26981 |
een klink graven |
klink graven:
kleŋk grāvǝ (L244b Griendtsveen)
|
Het graven van de klink, een aaneengesloten rij van turfputten. Een onderdeel van het hooggraven. [II, 58]
II-4
|
27064 |
een ziel hebben |
een ziel hebben:
een ziel hebben (L244b Griendtsveen)
|
Gezegd van turf die van binnen nog nat is en van buiten droog. [II, add.]
II-4
|