23218 |
kleppen |
kleppen:
klɛpǝ (L244b Griendtsveen)
|
Verplaatsbare opgangen naar de pontbrug. [II, 96b]
II-4
|
21371 |
kletsen [snateren] |
snateren:
snoatere (L244b Griendtsveen),
snetteren:
snettere (L244b Griendtsveen)
|
snateren [SGV (1914)]
III-3-1
|
21337 |
kletswijf |
klappei:
klappaai (L244b Griendtsveen)
|
klappei [SGV (1914)]
III-3-1
|
19973 |
klink |
klink:
kleŋk (L244b Griendtsveen)
|
Een baan vast veen die in één keer afgegraven moet worden, omdat het de eerste baan is door de strook tussen twee wijken heen. [II, add.]
II-4
|
21347 |
knecht |
knecht:
⁄n en neijen knecht (L244b Griendtsveen),
⁄n en nieuwe knecht (L244b Griendtsveen)
|
knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)]
III-3-1
|
33338 |
knecht, algemeen |
knecht:
knęxt (L244b Griendtsveen)
|
[L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6]
I-6
|
17920 |
knijpen |
nijpen:
nèpe (L244b Griendtsveen)
|
nijpen [SGV (1914)]
III-1-2
|
22503 |
knikkers laten stuiteren |
ketsen:
ketse (L244b Griendtsveen)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)]
III-3-2
|
22820 |
knikkertermen |
alles mag:
alles meg (L244b Griendtsveen),
een prik zetten:
een prik zetten (L244b Griendtsveen),
eerst, ...:
eerst,tweets, derdst, vierdst (L244b Griendtsveen),
kikvorsen kraaien:
kikvorsche kraaien (L244b Griendtsveen),
muurtje tikken:
muurke tikken (L244b Griendtsveen),
niets mag:
niets meg (L244b Griendtsveen),
op pad:
op pad (L244b Griendtsveen),
prik schieten:
prik schieten (L244b Griendtsveen),
schut door:
schut deur (L244b Griendtsveen),
schut ligt:
schut ligt (L244b Griendtsveen),
tokkes:
tjoekes (L244b Griendtsveen)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)]
III-3-2
|
17784 |
knipogen |
knipogen:
knipōōəgə (L244b Griendtsveen)
|
knipogen [SGV (1914)]
III-1-1
|