18981 |
kwaadspreker |
kwaadspreker:
kwoadspreker (L244b Griendtsveen)
|
kwaadspreker [SGV (1914)]
III-1-4
|
24201 |
kwartel |
kwakkel:
kwakkel (L244b Griendtsveen)
|
kwartel [SGV (1914)]
III-4-1
|
19980 |
kwispelstaarten |
kwispelstaarten:
kwispelsterte (L244b Griendtsveen)
|
kwispelstaarten [SGV (1914)]
III-2-1
|
24925 |
laag grond |
laag:
loag (L244b Griendtsveen)
|
laag (znw.) [SGV (1914)]
III-4-4
|
33699 |
laagte in het landschap |
laagte:
lēxtǝ (L244b Griendtsveen)
|
Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20]
I-8
|
27076 |
laden van het schip met turf |
schip laden:
sxep lājǝ (L244b Griendtsveen)
|
[II, 90a]
II-4
|
19599 |
lantaarn |
lantaarn:
lantère (L244b Griendtsveen)
|
lantaarn [SGV (1914)]
III-2-1
|
27077 |
last van een schip |
last:
lāst (L244b Griendtsveen)
|
Bepaalde ruimte op het schip die met turf geladen wordt. [II, 90b]
II-4
|
17814 |
laten |
laten:
loaten (L244b Griendtsveen)
|
laten [SGV (1914)]
III-1-2
|
30861 |
leest |
leest:
lest (L244b Griendtsveen)
|
De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.]
II-10
|