27041 |
omringen |
omringen:
omringen (L244b Griendtsveen)
|
De bovenste turven aan de ring onder en de onderste turven boven plaatsen. Op deze manier wordt het drogingsproces versneld. [II, 81]
II-4
|
27031 |
omstuiken |
doorringen:
dø̜rreŋǝn (L244b Griendtsveen),
doorstuiken:
dø̜rstukǝn (L244b Griendtsveen),
omstuiken:
ømstukǝ (L244b Griendtsveen)
|
Bij het stuiken de bovenopliggende turven onderaan leggen en de onderste boven of de vier of vijf bovenste lagen van een ring opnieuw opstapelen. [II, add.]
II-4
|
25149 |
onbewolkt |
klaar als de dag:
kloar as den dag (L244b Griendtsveen)
|
als [klaar ~ de dag] [SGV (1914)]
III-4-4
|
22849 |
onpaar |
oneffen:
oneffen (L244b Griendtsveen)
|
onpaar [SGV (1914)]
III-3-2
|
20922 |
onrijp |
groen:
grün frø͂ͅt ēte (L244b Griendtsveen)
|
fruit [onrijp ~ eten] [SGV (1914)]
III-2-3
|
25119 |
onweersbui |
donderschoer:
donderschoer (L244b Griendtsveen)
|
donderbui [SGV (1914)]
III-4-4
|
27001 |
op slag zetten |
in de slag slaan:
en dǝ slax slǭ (L244b Griendtsveen),
opslaan:
opslǭ (L244b Griendtsveen)
|
Het verzamelen van de turf in slagen. [II, 78b, II, 79d]
II-4
|
22368 |
op stelten lopen |
op stelten lopen:
op stelte loape (L244b Griendtsveen)
|
stelten [op ~ loopen] [SGV (1914)]
III-3-2
|
26727 |
op zand uitlopen, gezegd van veengrond |
op zand uitlopen:
(men zegt) ǝt lø̜pt op zant ø̜jt (L244b Griendtsveen)
|
Wanneer de veenlagen geleidelijk dunner worden, kan het veen op zand uitlopen. [I, 18]
II-4
|
27028 |
opbreken van het slag |
opbreken:
opbrē̜kǝ (L244b Griendtsveen),
uitbreken:
ø̜jtbrē̜kǝ (L244b Griendtsveen)
|
Twee rijen turven uit het slag wegnemen en deze op de ligger leggen van het bed ernaast. Men neemt dan nog twee rijen en die legt men op hetzelfde bed als waaruit ze genomen zijn. In de ontstane opening wordt een ring opgebouwd. [II, 80a]
II-4
|