27014 |
overkruien |
overkruien:
overkruien (L244b Griendtsveen)
|
Wanneer men de turf slechts naar één kant kan zetten, kruit men de turf over het lage veld zover mogelijk weg in het begin, zodat men uiteindelijk de turf steeds dichter bij de put kan plaatsen. [II, add.]
II-4
|
33742 |
paal van de weideafrastering |
paal:
pǭl (L244b Griendtsveen)
|
De meeste opgaven in dit lemma duiden op een paal uit de draadomheining rond een weide. Deze opgaven zijn ontleend aan de antwoorden op de vraag ø̄Hoe noemt u de paal van de weideafrastering?ø̄ (N 14, 64). Een aantal opgaven is ontleend aan de vraag naar het algemene woord voor ø̄paalø̄ (S 27). De antwoorden op beide vragen zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 64; S 27; Vld.; monogr.]
I-8
|
29635 |
paard |
paard:
pęrt (L244b Griendtsveen)
|
[JG 1a, 1b; A 3, 4; A 11, 4; L 4, 4; L 5, 27c; L 22, 21; L 23, 1b; Gwn 5, 9a; R -s-; S 27; S 49; RND 60, 74; Wi 6, 17; monogr.; add. uit N 18]
I-9
|
25037 |
paars, violet |
paars:
pèrs (L244b Griendtsveen)
|
paars [SGV (1914)]
III-4-4
|
23325 |
paasavond |
paasavond:
poasoavund (L244b Griendtsveen)
|
paaschavond [SGV (1914)]
III-3-3
|
21690 |
pachten |
pachten:
pāxtǝ (L244b Griendtsveen)
|
[S 27; monogr.]
I-6
|
27114 |
pachten van turfvelden |
plak pachten:
plak pāxtǝ (L244b Griendtsveen),
put pachten:
pøt pāxtǝ (L244b Griendtsveen),
veldje pachten:
vɛltjǝ pāxtǝ (L244b Griendtsveen)
|
[II, 116]
II-4
|
21261 |
pad, paadje |
pad, paadje:
[ev/mv?: opzoeken]
poaj (L244b Griendtsveen)
|
pad, paden (mv.) [SGV (1914)]
III-3-1
|
27107 |
pakken turf |
pakjesturf:
pɛkskǝstø̜rǝf (L244b Griendtsveen),
turfpakken:
tø̜rǝfpakǝ (L244b Griendtsveen)
|
Pakken turf van turfstrooisel. [II, 114d]
II-4
|
24293 |
paling, aal |
aal:
veul oal, maar twee poalinge
oal (L244b Griendtsveen),
paling:
poaling (L244b Griendtsveen),
veul oal, maar twee poalinge
poalinge (L244b Griendtsveen)
|
aal [SGV (1914)] || paling [SGV (1914)]
III-4-2
|