34576 |
spaak |
spaak:
spǭk (L244b Griendtsveen)
|
Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.]
I-13
|
18091 |
spatader |
spatader:
spatoajer (L244b Griendtsveen)
|
spatader [SGV (1914)]
III-1-2
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
spuwen:
spouwe (L244b Griendtsveen)
|
spuwen [SGV (1914)]
III-1-1
|
20630 |
spek |
spek:
spek (L244b Griendtsveen)
|
spek [garstig~] [SGV (1914)]
III-2-3
|
26890 |
spekkoek |
spekkoek:
spɛkkūk (L244b Griendtsveen)
|
Spekkoek zit onder andere in de etenszak. [II, 2c]
II-4
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
spul (L244b Griendtsveen)
|
spel [SGV (1914)]
III-3-2
|
18390 |
speld |
spelde:
spɛl (L244b Griendtsveen)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
28970 |
spelden |
spelden:
spɛlǝ (L244b Griendtsveen)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
speule (L244b Griendtsveen)
|
spelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
27022 |
spijlen aan de achterwand van de veenkruiwagen |
spillen:
spelǝ (L244b Griendtsveen)
|
[II, 70e]
II-4
|