26796 |
stok |
stok:
stok (L244b Griendtsveen)
|
Bepaalde maatstok in het veen en ook bepaalde hoeveelheid turf door die stok aangewezen. [l, 58a; I, 58b]
II-4
|
19559 |
stolp |
stolp:
stölp (L244b Griendtsveen)
|
stolp [SGV (1914)]
III-2-1
|
17901 |
stoten |
stoten:
stōōəte (L244b Griendtsveen)
|
stoten, stuiken [SGV (1914)]
III-1-2
|
27078 |
stouwen |
stouwen:
stǭwǝ (L244b Griendtsveen)
|
Vol laden van het ruim van het schip. [II, 90c]
II-4
|
27068 |
stouwer |
stouwers:
stǭwǝrs (L244b Griendtsveen)
|
Degene die het schip tussen de loegen volstouwt. [II, 90d]
II-4
|
18776 |
streng |
streen:
strēn (L244b Griendtsveen)
|
Een streng garen, een gewonden en veelal ineengedraaide bundel waarin garen in de handel komt. De woordtypen lood, half lood, loodje en onsje duiden op een bepaalde hoeveelheid gewicht garen. [N 62, 56c; L 7, 58; L 28, 14; Gi 1.IV, 25; MW; S 36; monogr.]
II-7
|
18777 |
streng garen [cf. wld ii.7: 24-25] |
streen:
streen gaare (L244b Griendtsveen)
|
streng (garen) [SGV (1914)]
III-1-3
|
22085 |
stro |
strooi:
strōi̢ (L244b Griendtsveen)
|
Halmen van gedorst koren. De algemene benaming. Zie ook de toelichting bij paragraaf 6.4. [JG 1a, 1b, 2c; L 7, 60a; R [s], 6; S 36; Wi 4; monogr.; add. uit N 5, 83]
I-4
|
21093 |
stroef |
stuurs:
stuurs (L244b Griendtsveen)
|
stroef (een ~ man) [SGV (1914)]
III-3-1
|
27063 |
strook turf |
ring:
reŋ (L244b Griendtsveen)
|
Lange rij turf van tientallen meters lengte. [II, 86a]
II-4
|