e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Griendtsveen

Overzicht

Gevonden: 680
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
strowis strowis: strōi̯wes (Griendtsveen) Klein busseltje lang stro, met name gebruikt om er een stroband van te maken. [S 36; monogr.] I-4
struikheide rauwe hei: rø̜w hē̜j (Griendtsveen), stekhei: stɛkhē̜j (Griendtsveen) [II, 123c] II-4
stuik stuik: (mv.)  stukǝn (Griendtsveen) Kleine turfhoop van vier keer twee turven en één turf erboven op. [II, 84a] II-4
stuiken bolkeren: bolkeren (Griendtsveen), kuiltjeschieten: kuilke schieten (Griendtsveen), opstuiken: opstukǝn (Griendtsveen), putjeschieten: potje schieten (Griendtsveen) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Opzetten van de turf twee aan twee tot vier turven dik hoog. [I, 80] II-4, III-3-2
stuiven van droog zand of stof stuiven: stø͂ͅve (Griendtsveen) stuiven [SGV (1914)] III-4-4
stuiver stuiver: stø͂ͅver (Griendtsveen) stuiver [SGV (1914)] III-3-1
suiker suiker: sø͂ͅker (Griendtsveen) suiker [SGV (1914)] III-2-3
tafel tafel: toafel (Griendtsveen) tafel [SGV (1914)] III-2-1
talud maken elke klem verspringen: (men zegt) vǝrspreŋt ɛlkǝ klem (Griendtsveen) De kant van de wijk maken. Men bouwt die trapsgewijze op, iedere laag één turf dik inspringend. [II, 29] II-4
tand tand: taand (Griendtsveen) tand [SGV (1914)] III-1-1