e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kast kast: kas (Gronsveld, ... ) kast [DC 39 (1965)] III-2-1
kastplank bred: breͅət (Gronsveld), brët (Gronsveld) kastplank || plank in een kast [DC 16 (1948)] III-2-1
kat kat: Gronsveld Wb  kat (Gronsveld), poes: Gronsveld Wb  poes (Gronsveld) Hoe noemt u een kat (poes, mies, kat, balkhaas, zandhaas, marol) [N 83 (1981)] III-2-1
katapult katapult: kattepoel (Gronsveld, ... ) Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjeswegschieten? [DC 23 (1953)] || Katapult. III-3-2
kauw dool: daol (Gronsveld, ... ), corvus monedula  daol (Gronsveld), tjaak: tsjaak (Gronsveld) Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)] || kauw (33 overal bekend; grijze nek en lichte ogen, rest zwart; broedt in gebouwen, schoorstenen en holle bomen; meestal in troepen; druk; roep [kja]; vaak tam gehouden [N 09 (1961)] || kauw, torenkraai III-4-1
kauwen knauwelen: knawele (Gronsveld) kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)] III-2-3
kauwgum kauwgum: koûwgom (Gronsveld) kauwgom III-2-3
keel la(ai): lǭi̯ (Gronsveld) Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29] I-9
keel, strot keel: keïl (Gronsveld), strot: ṣtru.əd (Gronsveld) keel (uitwendig) (strot) [DC 01 (1931)] || strot [RND] III-1-1
keelgat keel: kèèl (Gronsveld), strot: sjtrōēt (Gronsveld) keelgat [kelschat, rieper] [N 10 (1961)] III-1-1