e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
navel navel: naavel (Gronsveld), näovel (Gronsveld) navel [DC 02 (1932)] || Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)] III-1-1
necrobacillosis, rotkreupel rotkreupel: rotkreupel (Gronsveld) Een besmettelijke klauwaandoening. Het begint met een ontsteking van de huid tussen de klauwen, daarna wordt de hoornwand aangetast en de zool van de klauw; deze laten los en er ontstaat kreupelheid. [N 77, 63; N 19, 69; A 48a, 29; N 52, 16; monogr.] I-12
neef neef: nèf (Gronsveld) neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)] III-2-2
neet, luizenei neet: nīēt (Gronsveld), WLD  niët (Gronsveld) neet, luizenei [N 26 (1964)] III-4-2
negenoog negenoger: nuügenûiger (Gronsveld) Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)] III-1-2
neger krabbia: 1. oosterling die in vroeger jaren drop verkocht.  krabbieja (Gronsveld) 2. donker uitzien iemand III-3-1
nek nek: nak (Gronsveld) nek [DC 01 (1931)] III-1-1
nerf van de weide gras: [gras] (Gronsveld), waas: wōs (Gronsveld) Begroeide bovenlaag van wei- of hooiland; grasmat, graslaag. Zie ook de lemma''s ''nerf van de akker'' en ''groes'', ''met gras begroeide grond'' in de aflevering over de Landerijen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N 14, 51; N 18, 12 add.; monogr.] I-3
nerf van een blad nerf: ideosyncr.  nerf (Gronsveld) De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)] III-4-3
nest nest: nês (Gronsveld), nestje: nèske (Gronsveld) nest III-4-1