e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
noot noot: noët (Gronsveld) noot (vrucht) III-2-3
nootmuskaat muskaat: mesjaot (Gronsveld), muskatebloem: mesjaoteblom (Gronsveld) muskaat (gemalen -) || nootmuskaat III-2-3
nors stotsetig: sjtôtsetig (Gronsveld) onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur] [N 87 (1981)] III-3-1
noten afslaan houwen: ideosyncr. Nadat de noten "gehoûwe"waren werden ze "gekuld": d.i. met een stok werden de resterende noten afgegooid  hoûwe (Gronsveld) Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)] III-2-3
notenboom notenboom: -  noeïtebaom (Gronsveld) okkernoot [DC 17 (1949)] I-7
notendop schaal: ideosyncr.  sjaol (Gronsveld) De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)] I-7
obstakel ongerief: oongereef (Gronsveld) ongerief III-1-4
ochtend (vanmorgen voormiddag: (vuurdenoons = in de voormiddag).  vuurdenoon (Gronsveld) s morgens) III-4-4
oever boord: boeird (Gronsveld), kant: kaant (Gronsveld) oever [DC 02 (1932)] || oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)] III-4-4
oeverzwaluw maaszwalber: of: maas-  maoszjwoalber (Gronsveld), steenzwalber: sjteinsjwaolber (Gronsveld) oeverzwaluw [DC 18 (1950)] || overzwaluw (12 lichtbruin boven, van onder wit; broedt met vele tegelijk in gaten in een steile zandkant; niet zo algemeen [N 09 (1961)] III-4-1