19411 |
schroeien |
snappen:
(vlees)
gesjnap (Q193p Gronsveld),
versnerken:
(textiel)
versjnuerk (Q193p Gronsveld)
|
Aan de oppervlakte verbranden (blesteren, verbranden, schroeien, zengen, schroken, schoepen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
31957 |
schroevendraaier |
schroevendraaier:
šr ̇ǫwvǝndrijǝr (Q193p Gronsveld)
|
Werktuig om schroeven vast en los te draaien. Zie ook afb. 90. [N 53, 134; monogr.]
II-12
|
20489 |
schrokken |
slokken:
sjlôkke (Q193p Gronsveld)
|
schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24374 |
schub |
schub:
Gronsveld Wb
sjöb (Q193p Gronsveld)
|
Hoe noemt u elk van de dunne plaatjes waarmee de huid van een vis geheel of gedeeltelijk is bedekt (schub, schubbe, schelp, schulp) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18844 |
schuchter |
beschaamd:
besjèmp (Q193p Gronsveld),
bleu:
bluu (Q193p Gronsveld)
|
bang om de aandacht te trekken of zich te vertonen [blode, bedeesd, beschaamd, schuchter] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33586 |
schudden van vruchten |
schuddelen:
ideosyncr.
sjöddele (Q193p Gronsveld)
|
Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)]
I-7
|
19565 |
schuier |
borstel:
by(3)̄stəl (Q193p Gronsveld),
klederborstel:
klèejerbuustel (Q193p Gronsveld)
|
borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || stofborstel om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen, enz. te verwijderen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19501 |
schuifgrendel |
grendel:
grendel (Q193p Gronsveld),
schoude:
šaw (Q193p Gronsveld
[(plat)]
)
|
schuifgrendel [N 07 (1961)] || Toestel waarmee deuren, luiken, etc. gesloten kunnen worden. Het bestaat uit een ronde, volgens de invuller uit Q 193 platte, metalen staaf die schuivend onder haken op een plaat is bevestigd. De schuifgrendel dient om een raam of deur in gesloten toestand vast te zetten. Zie afb. 64. Vgl. ook het lemma 'Krukschuifje'. Zie voor het woordtype 'schoude' ook RhWb (vii), kol. 886, s.v. 'Schalte': ø̄eisener Riegel zum Schieben, durch eine Schlaufe gehend, bei Holztoren, Garten-, Stalltüren, am Fensterladen.ø̄ [N 54, 94a; N 54, 96; L 6, 50; monogr.]
II-9, III-2-1
|
25230 |
schuilgaan van de maan |
verstekt zich:
de maon versjtik zich (Q193p Gronsveld)
|
baaien van de maan, in de betekenis van de maan gaat schuil in een wolk; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19555 |
schuimspaan |
schuimlepel:
sjuimleèpel (Q193p Gronsveld),
sjuimlèepel (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || schuimspaan, schuimlepel [N 20 (zj)]
III-2-1
|