e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slijmblaas slijm: šlīm (Gronsveld) Gelei-achtige afscheiding uit de schede v√≥√≥r het kalven. [N 3A, 37] I-11
slijpbus, hoorn slijpbus: šlīp˱bø̜s (Gronsveld) Om goed te kunnen scherpen moet de wetsteen vochtig zijn. Daartoe droeg de maaier de wetsteen in een bakje of busje met water aan zijn riem of broekband. Soms werd hiertoe een stevige koehoorn gebruikt, waaraan een haakje was bevestigd. Soms ook plaatste men de bus of de hoorn met de punt in de grond. Waar het gebruik van de houten strekel en van de wetsteen niet (meer) onderscheiden is, wordt de slijpbus of hoorn (met vloeistof) die bij de wetsteen hoort, wel verward met het zandblok of de klomp (met zavel) die bij de strekel hoort. In de Belgische Kempen en in West-Haspengouw komt de slijpbus niet voor. Zie afbeelding 9, nummer 5. Zie ook het volgende lemma voor de inhoud van de slijpbus. [N 18, 81; JG 1a, 1b, 2c; A 23, 16II; monogr.] I-3
slikken afslikken: aofsjlikke (Gronsveld) slikken; Hoe noemt U: Voedsel of drank door de keel uit de mond naar de maag brengen (slikken, slokken, halzen) [N 80 (1980)] III-2-3
slim loos: loes (Gronsveld), slim: sjlöm (Gronsveld, ... ) een zeer goed verstand hebbend en zeer vlug van begrip [schrander, slim, hel] [N 85 (1981)] || slim || vindingrijk in het bedenken van hulpmiddelen, in het raden etc.; [slim, ont, vossebillen gegeten hebbend] [N 85 (1981)] III-1-4
slimmerik bijdehante, een -: biéderhaante (Gronsveld), slimmerik: sjlömmerik (Gronsveld) een vindingrijk persoon [fijnaard, finard] [N 85 (1981)] || slimmerik III-1-4
slinkse streken politiek: pôlletiék (Gronsveld) slinkse (- streken) III-1-4
slip bommel: vgl. Gronsveld Wb. (p. 45): bémele, het uitzakken van, meestentijds slecht passende, kleding.  bémel (Gronsveld), slip: sjlip (Gronsveld) afhangend eind van een kledingstuk [slip, klamp] [N 86 (1981)] || slip, afhangend deel van een kledingstuk III-1-3
slip (toel.) <uitdr.> de wolken hangen laag: sub woülek.  <zw.> de woüleke hange lieg (Gronsveld), <uitdr.> michiel, michiel, dijn hemd is langer als dijne kiel: Mecheel, Mecheel, d`n hömp ês langer es d`nne keel (Gronsveld) #NAME? || Spottend gezegd van iemans wiens onderkleding onder de bovenkleding uit komt III-1-3
slipjas slipjas: sjlipjas (Gronsveld), stikjas: Zie "sjtikkert (1)".  sjtëkjas (Gronsveld), stikkerd: sjtëkert (Gronsveld), Vero.  sjtikkert (Gronsveld), zwaluwstaart: zjwäolberstert (Gronsveld) 1. slipjas || [slipjas] || geklede jas met weggesneden voorpanden (rok) || jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] || slipjas III-1-3
slipjas: spotnamen batsenslager: batsesjlèger (Gronsveld) lange pandjesjas III-1-3