e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spikken spikken: špikǝ (Gronsveld) Onder spikken (of het enkelvoud: spik) verstaat men doorgaans een verbijzondering van het begrip "graanafval", namelijk het (onvolgroeide) graan met het kaf er nog omheen, dat dus niet heeft losgelaten bij het dorsen. Deze spikken worden dan als varkensvoer gekookt. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graanafval'' (6.1.30). [N 14, 35d; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
spil van de berries staaf: štǭf (Gronsveld) IJzeren spil waarmee de berries van de slagkar bevestigd zitten aan de draagbomen onder de bak. [N 17, 18; N G, 56c] I-13
spin kamerspin: WLD  koamersjpèn (Gronsveld), spin: sjpèn (Gronsveld), sjpên (Gronsveld), špɛn (Gronsveld), WLD  sjpèn (Gronsveld) huisspin [N 26 (1964)] || spin [RND] || spin [spinnekop, spinnenbijter, vrijer] [N 26 (1964)] III-4-2
spinnen spinnen: špęnǝ (Gronsveld), Gronsveld Wb  sjpênne (Gronsveld) De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.] || Hoe noemt u een snorrend, brommend geluid maken, van katten, meestal ten teken van welbehagen (korzen, spinnen, ronken, snurken, snorren, minzen) [N 83 (1981)] II-7, III-2-1
spinnenweb sintmaartenszomer: zijdeachtige spinsels van kleine spinnetjes die in de herfst over velden en wegen zweven  sintmërtenszoëmer (Gronsveld), spinnengeweb: sjpènnegewep (Gronsveld), sjpênnegeweb (Gronsveld), spinnengeweef: WLD  sjpènnegewèef (Gronsveld), spinnenweb: sjpênneweb (Gronsveld), špɛnəwɛp (Gronsveld) herfstdraden || spinnenweb [RND] || spinneweb [spinnegeweef, -gewep, -kop] [N 26 (1964)] III-4-2
spint, zachte houtlaag onder de schors spint: ideosyncr.  sjpeent (Gronsveld) De jonge zachte houtlaag onder de schors (spint, bast). [N 82 (1981)] III-4-3
spionnetje, kijkgaatje venstertje: vinsterke (Gronsveld) Raampje of gaatje in de deur om te zien wie er voor de deur staat (kijkvenstertje, oog, kijkgaatje) [N 79 (1979)] III-2-1
spit kramer: kriemer (Gronsveld), spit: sjpit (Gronsveld) rugpijn || spit III-1-2
spitskool chou-pain (fr.): sjôpping (Gronsveld), ideosyncr.  sjôpping (Gronsveld), spitsmoes: sjpitsmoos (Gronsveld), ideosyncr.  sjpitsmoos (Gronsveld), suikermoes: ideosyncr.  sôkkermoos (Gronsveld) De koolsoort met puntig toelopende kroppen; spitskool (spitskool, suikertop, kegel). [N 82 (1981)] || spitskool I-7
spitsmuis krikkelmuis: krikkelmoés (Gronsveld), scheermuis: sjërmoés (Gronsveld), Gronsveld Wb  sjèrmoés (Gronsveld) Hoe noemt u het insektenetend diertje, veel op een muis lijkend, met spitse kop, dunne poten en een vrij lange staart (spitsmuis, dol, aardbol) [N 83 (1981)] || spitsmuis III-4-2