e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tweede grasoogst groe(n)maad: grōmǝnt (Gronsveld) Het gras dat de koeien afgrazen als ze voor de tweede maal in de wei lopen. [N 14, 129b] I-3
tweede verkoping toeslag: towsjloog (Gronsveld) de tweede verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij wordt afgemijnd [de toeslag?] [N 21 (1963)] III-3-1
tweeslachtige jonge kip loerhaan: lūrhǭn (Gronsveld) Met betrekking tot het woordtype loerhaan merken informanten op, dat deze een haan is met een geslachtelijke afwijking of dat deze het uiterlijk van een haan heeft maar geen volledige haan is. [N 70, 10; N C, add.; N 19, add.; monogr.] I-12
tweespeen tweedemer: twidɛ̄mǝr (Gronsveld) Koe die slechts uit twee spenen melk geeft. [N 3A, 66] I-11
tweesteense muur dobbelsteensmuur: dǫbǝlstęjnsmūr (Gronsveld) Muur waarvan de dikte gelijk is aan de lengte van twee metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 37d; monogr.] II-9
twijg, jonge tak goets: dun en buigzaam  gôtsj (Gronsveld), ideosyncr.  gôtsj (Gronsveld), rank: raank (Gronsveld), rispel: rispel (Gronsveld), wis: wis (Gronsveld), zwiem: WNT sv  zjwiem (Gronsveld) Een twijg, een jonge tak (bent, twijg, wis, sprik, tak, teen). [N 82 (1981)] || twijg || twijg, roe || twijgje III-4-3
ui, ajuin sjarlot: sjarlot (Gronsveld), un: ön (Gronsveld), unne: unne (Gronsveld) ui I-7
uier uier: øi̯ǝr (Gronsveld, ... ), ūu̯i̯ǝr (Gronsveld) [JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b] I-11, I-12, I-9
uieren uier maken: ȳi̯ǝr mǭkǝ (Gronsveld), uieren: (de koe) øjǝrt (Gronsveld), øjǝrǝ (Gronsveld) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uil koets: onomatopee  koéts (Gronsveld), uil: ûil (Gronsveld) katuil || uil III-4-1