22709 |
verschillende knikkerspelen |
titsen:
titsje (Q193p Gronsveld)
|
Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)]
III-3-2
|
21666 |
verschuldigd zijn |
schuldig zijn:
sjöldig (Q193p Gronsveld)
|
verplicht te betalen [schuldig (zijn), plichtig zijn, gelden] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22434 |
versieren (met bloemen) |
sieren:
sere (Q193p Gronsveld),
t Hoés van de kuüning van de sjöttery wörd geseerd.
sere (Q193p Gronsveld)
|
Met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren]. [N 88 (1982)] || Versieren.
III-3-2
|
18242 |
versiersel |
sieraad:
seraod (Q193p Gronsveld),
siersel:
seersel (Q193p Gronsveld)
|
sieraad || voorwerpen die tot versiering dienen [sier, smeer, smuk, opsmuk, opschik, tooi] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18226 |
versleten |
versleten:
versjliëte (Q193p Gronsveld)
|
door lang gebruik stuk gegaan, niet bruikbaar meer, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
25828 |
versnijden |
terugvallen:
trøk˲valǝ (Q193p Gronsveld)
|
Een muur vanaf een bepaald punt minder dik verder bouwen, bijvoorbeeld door van tweesteens naar anderhalfsteens of, volgens de invullers uit L 320a en L 382, van steens naar halfsteens over te gaan. [N 31, 46a]
II-9
|
32918 |
verspreid gras |
sprei:
spręi̯ (Q193p Gronsveld)
|
Het resultaat van de handeling uit het voorgaande lemma: het gemaaide gras dat gelijkmatig op het veld ligt te drogen. [N 14, 98]
I-3
|
18797 |
verstand |
verstand:
versjtaand (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
het vermogen goed, helder te denken [verstand, bewijs, bewoud, vernuft] [N 85 (1981)] || verstand
III-1-4
|
19179 |
verstandig |
slim:
sjlöm (Q193p Gronsveld),
verstandig:
versjtendig (Q193p Gronsveld),
versjtennig (Q193p Gronsveld)
|
een goed verstand hebben; zijn verstand goed gebruikend [bezouwig, redelijk, radelijk] [N 85 (1981)] || verstandig
III-1-4
|
17625 |
verstandskies |
oogtand:
aogstaand (Q193p Gronsveld)
|
verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|